Vervoeging van vergoeden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergoed
  • jij vergoedt
  • hij/zij/het vergoedt
  • wij vergoeden
  • jullie vergoeden
  • zij vergoeden

Present

  • I recompense
  • you recompense
  • he/she/it recompenses
  • we recompense
  • you recompense
  • they recompense

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergoedde
  • jij vergoedde
  • hij/zij/het vergoedde
  • wij vergoedden
  • jullie vergoedden
  • zij vergoedden

Simple past

  • I recompensed
  • you recompensed
  • he/she/it recompensed
  • we recompensed
  • you recompensed
  • they recompensed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergoed
  • jij hebt vergoed
  • hij/zij/het heeft vergoed
  • wij hebben vergoed
  • jullie hebben vergoed
  • zij hebben vergoed

Present perfect

  • I have recompensed
  • you have recompensed
  • he/she/it has recompensed
  • we have recompensed
  • you have recompensed
  • they have recompensed

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergoed
  • jij had vergoed
  • hij/zij/het had vergoed
  • wij hadden vergoed
  • jullie hadden vergoed
  • zij hadden vergoed

Past perfect

  • I had recompensed
  • you had recompensed
  • he/she/it had recompensed
  • we had recompensed
  • you had recompensed
  • they had recompensed

Toekomende tijd I

  • ik zal vergoeden
  • jij zult vergoeden
  • hij/zij/het zal vergoeden
  • wij zullen vergoeden
  • jullie zullen vergoeden
  • zij zullen vergoeden

Future

  • I will recompense
  • you will recompense
  • he/she/it will recompense
  • we will recompense
  • you will recompense
  • they will recompense

Toekomende tijd II

  • ik zal vergoed hebben
  • jij zult vergoed hebben
  • hij/zij/het zal vergoed hebben
  • wij zullen vergoed hebben
  • jullie zullen vergoed hebben
  • zij zullen vergoed hebben

Future perfect

  • I will have recompensed
  • you will have recompensed
  • he/she/it will have recompensed
  • we will have recompensed
  • you will have recompensed
  • they will have recompensed

Conditionalis I

  • ik zou vergoeden
  • jij zou vergoeden
  • hij/zij/het zou vergoeden
  • wij zouden vergoeden
  • jullie zouden vergoeden
  • zij zouden vergoeden

Conditional present

  • I would recompense
  • you would recompense
  • he/she/it would recompense
  • we would recompense
  • you would recompense
  • they would recompense

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergoed
  • jij zou hebben vergoed
  • hij/zij/het zou hebben vergoed
  • wij zouden hebben vergoed
  • jullie zouden hebben vergoed
  • zij zouden hebben vergoed

Conditional perfect

  • I would have recompensed
  • you would have recompensed
  • he/she/it would have recompensed
  • we would have recompensed
  • you would have recompensed
  • they would have recompensed

Imperatief

  • jij vergoed
  • jullie vergoedt

Imperative

  • you recompense
  • you recompense

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vergoeden