Vervoeging van verlevendigen
Onbepaalde wijs (infinitief): verlevendigen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verlevendigt
- zij verlevendigen
Indicativo presente
- él/ella incita
- ellos/ellas incitan
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verlevendigde
- zij verlevendigden
Indefinido
- él/ella incitó
- ellos/ellas incitaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verlevendigd
- zij hebben verlevendigd
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha incitado
- ellos/ellas han incitado
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verlevendigd
- zij hadden verlevendigd
Pluscuamperfecto
- él/ella había incitado
- ellos/ellas habían incitado
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verlevendigen
- zij zult verlevendigen
Futuro I
- él/ella incitará
- ellos/ellas incitarán
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verlevendigd hebben
- zij zult verlevendigd hebben
Futuro perfecto
- él/ella habrá incitado
- ellos/ellas habrán incitado
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verlevendigen
- zij zullen verlevendigen
Condicional
- él/ella incitaría
- ellos/ellas incitarían
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verlevendigd
- zij zullen hebben verlevendigd
Condicional perfecto
- él/ella habría incitado
- ellos/ellas habrían incitado