Vervoeging van vermooien

Vertaling: embellir

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermooi
  • jij vermooit
  • hij/zij/het vermooit
  • wij vermooien
  • jullie vermooien
  • zij vermooien

Présent

  • j'embellis
  • tu embellis
  • il/elle embellit
  • nous embellissons
  • vous embellissez
  • ils/elles embellissent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermooide
  • jij vermooide
  • hij/zij/het vermooide
  • wij vermooiden
  • jullie vermooiden
  • zij vermooiden

Indicatif imparfait

  • j'embellissais
  • tu embellissais
  • il/elle embellissait
  • nous embellissions
  • vous embellissiez
  • ils/elles embellissaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermooid
  • jij hebt vermooid
  • hij/zij/het heeft vermooid
  • wij hebben vermooid
  • jullie hebben vermooid
  • zij hebben vermooid

Indicatif passé composé

  • j'ai embelli
  • tu as embelli
  • il/elle a embelli
  • nous avons embelli
  • vous avez embelli
  • ils/elles ont embelli

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermooid
  • jij had vermooid
  • hij/zij/het had vermooid
  • wij hadden vermooid
  • jullie hadden vermooid
  • zij hadden vermooid

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais embelli
  • tu avais embelli
  • il/elle avait embelli
  • nous avions embelli
  • vous aviez embelli
  • ils/elles avaient embelli

Toekomende tijd I

  • ik zal vermooien
  • jij zult vermooien
  • hij/zij/het zal vermooien
  • wij zullen vermooien
  • jullie zullen vermooien
  • zij zullen vermooien

Indicatif futur

  • j'embellirai
  • tu embelliras
  • il/elle embellira
  • nous embellirons
  • vous embellirez
  • ils/elles embelliront

Toekomende tijd II

  • ik zal vermooid hebben
  • jij zult vermooid hebben
  • hij/zij/het zal vermooid hebben
  • wij zullen vermooid hebben
  • jullie zullen vermooid hebben
  • zij zullen vermooid hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai embelli
  • tu auras embelli
  • il/elle aura embelli
  • nous aurons embelli
  • vous aurez embelli
  • ils/elles auront embelli

Conditionalis I

  • ik zou vermooien
  • jij zou vermooien
  • hij/zij/het zou vermooien
  • wij zouden vermooien
  • jullie zouden vermooien
  • zij zouden vermooien

Conditionnel présent

  • j'embellirais
  • tu embellirais
  • il/elle embellirait
  • nous embellirions
  • vous embelliriez
  • ils/elles embelliraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermooid
  • jij zou hebben vermooid
  • hij/zij/het zou hebben vermooid
  • wij zouden hebben vermooid
  • jullie zouden hebben vermooid
  • zij zouden hebben vermooid

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais embelli
  • tu aurais embelli
  • il/elle aurait embelli
  • nous aurions embelli
  • vous auriez embelli
  • ils/elles auraient embelli

Imperatief

  • jij vermooi
  • jullie vermooit

Impératif

  • tu embellis
  • vous embellissez