Vervoeging van vermorzelen
Onbepaalde wijs (infinitief): vermorzelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vermorzel
- jij vermorzelt
- hij/zij/het vermorzelt
- wij vermorzelen
- jullie vermorzelen
- zij vermorzelen
Present
- I crush
- you crush
- he/she/it crushes
- we crush
- you crush
- they crush
Onvoltooid verleden tijd
- ik vermorzelde
- jij vermorzelde
- hij/zij/het vermorzelde
- wij vermorzelden
- jullie vermorzelden
- zij vermorzelden
Simple past
- I crushed
- you crushed
- he/she/it crushed
- we crushed
- you crushed
- they crushed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vermorzeld
- jij hebt vermorzeld
- hij/zij/het heeft vermorzeld
- wij hebben vermorzeld
- jullie hebben vermorzeld
- zij hebben vermorzeld
Present perfect
- I have crushed
- you have crushed
- he/she/it has crushed
- we have crushed
- you have crushed
- they have crushed
Voltooid verleden tijd
- ik had vermorzeld
- jij had vermorzeld
- hij/zij/het had vermorzeld
- wij hadden vermorzeld
- jullie hadden vermorzeld
- zij hadden vermorzeld
Past perfect
- I had crushed
- you had crushed
- he/she/it had crushed
- we had crushed
- you had crushed
- they had crushed
Toekomende tijd I
- ik zal vermorzelen
- jij zult vermorzelen
- hij/zij/het zal vermorzelen
- wij zullen vermorzelen
- jullie zullen vermorzelen
- zij zullen vermorzelen
Future
- I will crush
- you will crush
- he/she/it will crush
- we will crush
- you will crush
- they will crush
Toekomende tijd II
- ik zal vermorzeld hebben
- jij zult vermorzeld hebben
- hij/zij/het zal vermorzeld hebben
- wij zullen vermorzeld hebben
- jullie zullen vermorzeld hebben
- zij zullen vermorzeld hebben
Future perfect
- I will have crushed
- you will have crushed
- he/she/it will have crushed
- we will have crushed
- you will have crushed
- they will have crushed
Conditionalis I
- ik zou vermorzelen
- jij zou vermorzelen
- hij/zij/het zou vermorzelen
- wij zouden vermorzelen
- jullie zouden vermorzelen
- zij zouden vermorzelen
Conditional present
- I would crush
- you would crush
- he/she/it would crush
- we would crush
- you would crush
- they would crush
Conditionalis II
- ik zou hebben vermorzeld
- jij zou hebben vermorzeld
- hij/zij/het zou hebben vermorzeld
- wij zouden hebben vermorzeld
- jullie zouden hebben vermorzeld
- zij zouden hebben vermorzeld
Conditional perfect
- I would have crushed
- you would have crushed
- he/she/it would have crushed
- we would have crushed
- you would have crushed
- they would have crushed
Imperatief
- jij vermorzel
- jullie vermorzelt
Imperative
- you crush
- you crush