Vervoeging van verrassen
Onbepaalde wijs (infinitief): verrassen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verras
- jij verrast
- hij/zij/het verrast
- wij verrassen
- jullie verrassen
- zij verrassen
Präsens Indikativ
- ich erstaune
- du erstaunst
- er/sie/es erstaunt
- wir erstaunen
- ihr erstaunt
- sie erstaunen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verraste
- jij verraste
- hij/zij/het verraste
- wij verrasten
- jullie verrasten
- zij verrasten
Präteritum Indikativ
- ich erstaunte
- du erstauntest
- er/sie/es erstaunte
- wir erstaunten
- ihr erstauntet
- sie erstaunten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verrast
- jij hebt verrast
- hij/zij/het heeft verrast
- wij hebben verrast
- jullie hebben verrast
- zij hebben verrast
Perfekt Indikativ
- ich habe erstaunt
- du hast erstaunt
- er/sie/es hat erstaunt
- wir haben erstaunt
- ihr habt erstaunt
- sie haben erstaunt
Voltooid verleden tijd
- ik had verrast
- jij had verrast
- hij/zij/het had verrast
- wij hadden verrast
- jullie hadden verrast
- zij hadden verrast
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte erstaunt
- du hattest erstaunt
- er/sie/es hatte erstaunt
- wir hatten erstaunt
- ihr hattet erstaunt
- sie hatten erstaunt
Toekomende tijd I
- ik zal verrassen
- jij zult verrassen
- hij/zij/het zal verrassen
- wij zullen verrassen
- jullie zullen verrassen
- zij zullen verrassen
Futur I Indikativ
- ich werde erstaunen
- du wirst erstaunen
- er/sie/es wird erstaunen
- wir werden erstaunen
- ihr werdet erstaunen
- sie werden erstaunen
Toekomende tijd II
- ik zal verrast hebben
- jij zult verrast hebben
- hij/zij/het zal verrast hebben
- wij zullen verrast hebben
- jullie zullen verrast hebben
- zij zullen verrast hebben
Futur II Indikativ
- ich werde erstaunt haben
- du wirst erstaunt haben
- er/sie/es wird erstaunt haben
- wir werden erstaunt haben
- ihr werdet erstaunt haben
- sie werden erstaunt haben
Conditionalis I
- ik zou verrassen
- jij zou verrassen
- hij/zij/het zou verrassen
- wij zouden verrassen
- jullie zouden verrassen
- zij zouden verrassen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde erstaunen
- du würdest erstaunen
- er/sie/es würde erstaunen
- wir würden erstaunen
- ihr würdet erstaunen
- sie würden erstaunen
Conditionalis II
- ik zou hebben verrast
- jij zou hebben verrast
- hij/zij/het zou hebben verrast
- wij zouden hebben verrast
- jullie zouden hebben verrast
- zij zouden hebben verrast
Futur II Konjunktiv II
- ich würde erstaunt haben
- du würdest erstaunt haben
- er/sie/es würde erstaunt haben
- wir würden erstaunt haben
- ihr würdet erstaunt haben
- sie würden erstaunt haben
Imperatief
- jij verras
- jullie verrast
Imperativ
- du erstaun(e)
- ihr erstaunt