Vervoeging van verrekken

Vertaling: desarticular

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verrek
  • jij verrekt
  • hij/zij/het verrekt
  • wij verrekken
  • jullie verrekken
  • zij verrekken

Indicativo presente

  • yo desarticulo
  • desarticulas
  • él/ella desarticula
  • nosotros desarticulamos
  • vosotros desarticuláis
  • ellos/ellas desarticulan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verrekte
  • jij verrekte
  • hij/zij/het verrekte
  • wij verrekten
  • jullie verrekten
  • zij verrekten

Indefinido

  • yo desarticulé
  • desarticulaste
  • él/ella desarticuló
  • nosotros desarticulamos
  • vosotros desarticulasteis
  • ellos/ellas desarticularon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verrekt
  • jij hebt verrekt
  • hij/zij/het heeft verrekt
  • wij hebben verrekt
  • jullie hebben verrekt
  • zij hebben verrekt

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he desarticulado
  • has desarticulado
  • él/ella ha desarticulado
  • nosotros hemos desarticulado
  • vosotros habéis desarticulado
  • ellos/ellas han desarticulado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verrekt
  • jij had verrekt
  • hij/zij/het had verrekt
  • wij hadden verrekt
  • jullie hadden verrekt
  • zij hadden verrekt

Pluscuamperfecto

  • yo había desarticulado
  • habías desarticulado
  • él/ella había desarticulado
  • nosotros habíamos desarticulado
  • vosotros habíais desarticulado
  • ellos/ellas habían desarticulado

Toekomende tijd I

  • ik zal verrekken
  • jij zult verrekken
  • hij/zij/het zal verrekken
  • wij zullen verrekken
  • jullie zullen verrekken
  • zij zullen verrekken

Futuro I

  • yo desarticularé
  • desarticularás
  • él/ella desarticulará
  • nosotros desarticularemos
  • vosotros desarticularéis
  • ellos/ellas desarticularán

Toekomende tijd II

  • ik zal verrekt hebben
  • jij zult verrekt hebben
  • hij/zij/het zal verrekt hebben
  • wij zullen verrekt hebben
  • jullie zullen verrekt hebben
  • zij zullen verrekt hebben

Futuro perfecto

  • yo habré desarticulado
  • habrás desarticulado
  • él/ella habrá desarticulado
  • nosotros habremos desarticulado
  • vosotros habréis desarticulado
  • ellos/ellas habrán desarticulado

Conditionalis I

  • ik zou verrekken
  • jij zou verrekken
  • hij/zij/het zou verrekken
  • wij zouden verrekken
  • jullie zouden verrekken
  • zij zouden verrekken

Condicional

  • yo desarticularía
  • desarticularías
  • él/ella desarticularía
  • nosotros desarticularíamos
  • vosotros desarticularíais
  • ellos/ellas desarticularían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verrekt
  • jij zou hebben verrekt
  • hij/zij/het zou hebben verrekt
  • wij zouden hebben verrekt
  • jullie zouden hebben verrekt
  • zij zouden hebben verrekt

Condicional perfecto

  • yo habría desarticulado
  • habrías desarticulado
  • él/ella habría desarticulado
  • nosotros habríamos desarticulado
  • vosotros habríais desarticulado
  • ellos/ellas habrían desarticulado

Imperatief

  • jij verrek
  • jullie verrekt

Imperativo presente

  • desarticula
  • vosotros desarticulad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van verrekken