Vervoeging van verspenen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verspeen
  • jij verspeent
  • hij/zij/het verspeent
  • wij verspenen
  • jullie verspenen
  • zij verspenen

Indicativo presente

  • yo repico
  • repicas
  • él/ella repica
  • nosotros repicamos
  • vosotros repicáis
  • ellos/ellas repican

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verspeende
  • jij verspeende
  • hij/zij/het verspeende
  • wij verspeenden
  • jullie verspeenden
  • zij verspeenden

Indefinido

  • yo repiqué
  • repicaste
  • él/ella repicó
  • nosotros repicamos
  • vosotros repicasteis
  • ellos/ellas repicaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verspeend
  • jij hebt verspeend
  • hij/zij/het heeft verspeend
  • wij hebben verspeend
  • jullie hebben verspeend
  • zij hebben verspeend

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he repicado
  • has repicado
  • él/ella ha repicado
  • nosotros hemos repicado
  • vosotros habéis repicado
  • ellos/ellas han repicado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verspeend
  • jij had verspeend
  • hij/zij/het had verspeend
  • wij hadden verspeend
  • jullie hadden verspeend
  • zij hadden verspeend

Pluscuamperfecto

  • yo había repicado
  • habías repicado
  • él/ella había repicado
  • nosotros habíamos repicado
  • vosotros habíais repicado
  • ellos/ellas habían repicado

Toekomende tijd I

  • ik zal verspenen
  • jij zult verspenen
  • hij/zij/het zal verspenen
  • wij zullen verspenen
  • jullie zullen verspenen
  • zij zullen verspenen

Futuro I

  • yo repicaré
  • repicarás
  • él/ella repicará
  • nosotros repicaremos
  • vosotros repicaréis
  • ellos/ellas repicarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verspeend hebben
  • jij zult verspeend hebben
  • hij/zij/het zal verspeend hebben
  • wij zullen verspeend hebben
  • jullie zullen verspeend hebben
  • zij zullen verspeend hebben

Futuro perfecto

  • yo habré repicado
  • habrás repicado
  • él/ella habrá repicado
  • nosotros habremos repicado
  • vosotros habréis repicado
  • ellos/ellas habrán repicado

Conditionalis I

  • ik zou verspenen
  • jij zou verspenen
  • hij/zij/het zou verspenen
  • wij zouden verspenen
  • jullie zouden verspenen
  • zij zouden verspenen

Condicional

  • yo repicaría
  • repicarías
  • él/ella repicaría
  • nosotros repicaríamos
  • vosotros repicaríais
  • ellos/ellas repicarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verspeend
  • jij zou hebben verspeend
  • hij/zij/het zou hebben verspeend
  • wij zouden hebben verspeend
  • jullie zouden hebben verspeend
  • zij zouden hebben verspeend

Condicional perfecto

  • yo habría repicado
  • habrías repicado
  • él/ella habría repicado
  • nosotros habríamos repicado
  • vosotros habríais repicado
  • ellos/ellas habrían repicado

Imperatief

  • jij verspeen
  • jullie verspeent

Imperativo presente

  • repica
  • vosotros repicad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verspenen