Vervoeging van vervangen
Onbepaalde wijs (infinitief): vervangen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vervang
- jij vervangt
- hij/zij/het vervangt
- wij vervangen
- jullie vervangen
- zij vervangen
Présent
- je substitue
- tu substitues
- il/elle substitue
- nous substituons
- vous substituez
- ils/elles substituent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verving
- jij verving
- hij/zij/het verving
- wij vervingen
- jullie vervingen
- zij vervingen
Indicatif imparfait
- je substituais
- tu substituais
- il/elle substituait
- nous substituions
- vous substituiez
- ils/elles substituaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vervangen
- jij hebt vervangen
- hij/zij/het heeft vervangen
- wij hebben vervangen
- jullie hebben vervangen
- zij hebben vervangen
Indicatif passé composé
- j'ai substitué
- tu as substitué
- il/elle a substitué
- nous avons substitué
- vous avez substitué
- ils/elles ont substitué
Voltooid verleden tijd
- ik had vervangen
- jij had vervangen
- hij/zij/het had vervangen
- wij hadden vervangen
- jullie hadden vervangen
- zij hadden vervangen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais substitué
- tu avais substitué
- il/elle avait substitué
- nous avions substitué
- vous aviez substitué
- ils/elles avaient substitué
Toekomende tijd I
- ik zal vervangen
- jij zult vervangen
- hij/zij/het zal vervangen
- wij zullen vervangen
- jullie zullen vervangen
- zij zullen vervangen
Indicatif futur
- je substituerai
- tu substitueras
- il/elle substituera
- nous substituerons
- vous substituerez
- ils/elles substitueront
Toekomende tijd II
- ik zal vervangen hebben
- jij zult vervangen hebben
- hij/zij/het zal vervangen hebben
- wij zullen vervangen hebben
- jullie zullen vervangen hebben
- zij zullen vervangen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai substitué
- tu auras substitué
- il/elle aura substitué
- nous aurons substitué
- vous aurez substitué
- ils/elles auront substitué
Conditionalis I
- ik zou vervangen
- jij zou vervangen
- hij/zij/het zou vervangen
- wij zouden vervangen
- jullie zouden vervangen
- zij zouden vervangen
Conditionnel présent
- je substituerais
- tu substituerais
- il/elle substituerait
- nous substituerions
- vous substitueriez
- ils/elles substitueraient
Conditionalis II
- ik zou hebben vervangen
- jij zou hebben vervangen
- hij/zij/het zou hebben vervangen
- wij zouden hebben vervangen
- jullie zouden hebben vervangen
- zij zouden hebben vervangen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais substitué
- tu aurais substitué
- il/elle aurait substitué
- nous aurions substitué
- vous auriez substitué
- ils/elles auraient substitué
Imperatief
- jij vervang
- jullie vervangt
Impératif
- tu substitue
- vous substituez