Vervoeging van vervolgen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vervolg
  • jij vervolgt
  • hij/zij/het vervolgt
  • wij vervolgen
  • jullie vervolgen
  • zij vervolgen

Present

  • I prosecute
  • you prosecute
  • he/she/it prosecutes
  • we prosecute
  • you prosecute
  • they prosecute

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vervolgde
  • jij vervolgde
  • hij/zij/het vervolgde
  • wij vervolgden
  • jullie vervolgden
  • zij vervolgden

Simple past

  • I prosecuted
  • you prosecuted
  • he/she/it prosecuted
  • we prosecuted
  • you prosecuted
  • they prosecuted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vervolgd
  • jij hebt vervolgd
  • hij/zij/het heeft vervolgd
  • wij hebben vervolgd
  • jullie hebben vervolgd
  • zij hebben vervolgd

Present perfect

  • I have prosecuted
  • you have prosecuted
  • he/she/it has prosecuted
  • we have prosecuted
  • you have prosecuted
  • they have prosecuted

Voltooid verleden tijd

  • ik had vervolgd
  • jij had vervolgd
  • hij/zij/het had vervolgd
  • wij hadden vervolgd
  • jullie hadden vervolgd
  • zij hadden vervolgd

Past perfect

  • I had prosecuted
  • you had prosecuted
  • he/she/it had prosecuted
  • we had prosecuted
  • you had prosecuted
  • they had prosecuted

Toekomende tijd I

  • ik zal vervolgen
  • jij zult vervolgen
  • hij/zij/het zal vervolgen
  • wij zullen vervolgen
  • jullie zullen vervolgen
  • zij zullen vervolgen

Future

  • I will prosecute
  • you will prosecute
  • he/she/it will prosecute
  • we will prosecute
  • you will prosecute
  • they will prosecute

Toekomende tijd II

  • ik zal vervolgd hebben
  • jij zult vervolgd hebben
  • hij/zij/het zal vervolgd hebben
  • wij zullen vervolgd hebben
  • jullie zullen vervolgd hebben
  • zij zullen vervolgd hebben

Future perfect

  • I will have prosecuted
  • you will have prosecuted
  • he/she/it will have prosecuted
  • we will have prosecuted
  • you will have prosecuted
  • they will have prosecuted

Conditionalis I

  • ik zou vervolgen
  • jij zou vervolgen
  • hij/zij/het zou vervolgen
  • wij zouden vervolgen
  • jullie zouden vervolgen
  • zij zouden vervolgen

Conditional present

  • I would prosecute
  • you would prosecute
  • he/she/it would prosecute
  • we would prosecute
  • you would prosecute
  • they would prosecute

Conditionalis II

  • ik zou hebben vervolgd
  • jij zou hebben vervolgd
  • hij/zij/het zou hebben vervolgd
  • wij zouden hebben vervolgd
  • jullie zouden hebben vervolgd
  • zij zouden hebben vervolgd

Conditional perfect

  • I would have prosecuted
  • you would have prosecuted
  • he/she/it would have prosecuted
  • we would have prosecuted
  • you would have prosecuted
  • they would have prosecuted

Imperatief

  • jij vervolg
  • jullie vervolgt

Imperative

  • you prosecute
  • you prosecute

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van vervolgen