Vervoeging van verwisselen

Onbepaalde wijs (infinitief): verwisselen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwissel
  • jij verwisselt
  • hij/zij/het verwisselt
  • wij verwisselen
  • jullie verwisselen
  • zij verwisselen

Present

  • I mistake
  • you mistake
  • he/she/it mistakes
  • we mistake
  • you mistake
  • they mistake

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwisselde
  • jij verwisselde
  • hij/zij/het verwisselde
  • wij verwisselden
  • jullie verwisselden
  • zij verwisselden

Simple past

  • I mistook
  • you mistook
  • he/she/it mistook
  • we mistook
  • you mistook
  • they mistook

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verwisseld
  • jij hebt verwisseld
  • hij/zij/het heeft verwisseld
  • wij hebben verwisseld
  • jullie hebben verwisseld
  • zij hebben verwisseld

Present perfect

  • I have mistaken
  • you have mistaken
  • he/she/it has mistaken
  • we have mistaken
  • you have mistaken
  • they have mistaken

Voltooid verleden tijd

  • ik had verwisseld
  • jij had verwisseld
  • hij/zij/het had verwisseld
  • wij hadden verwisseld
  • jullie hadden verwisseld
  • zij hadden verwisseld

Past perfect

  • I had mistaken
  • you had mistaken
  • he/she/it had mistaken
  • we had mistaken
  • you had mistaken
  • they had mistaken

Toekomende tijd I

  • ik zal verwisselen
  • jij zult verwisselen
  • hij/zij/het zal verwisselen
  • wij zullen verwisselen
  • jullie zullen verwisselen
  • zij zullen verwisselen

Future

  • I will mistake
  • you will mistake
  • he/she/it will mistake
  • we will mistake
  • you will mistake
  • they will mistake

Toekomende tijd II

  • ik zal verwisseld hebben
  • jij zult verwisseld hebben
  • hij/zij/het zal verwisseld hebben
  • wij zullen verwisseld hebben
  • jullie zullen verwisseld hebben
  • zij zullen verwisseld hebben

Future perfect

  • I will have mistaken
  • you will have mistaken
  • he/she/it will have mistaken
  • we will have mistaken
  • you will have mistaken
  • they will have mistaken

Conditionalis I

  • ik zou verwisselen
  • jij zou verwisselen
  • hij/zij/het zou verwisselen
  • wij zouden verwisselen
  • jullie zouden verwisselen
  • zij zouden verwisselen

Conditional present

  • I would mistake
  • you would mistake
  • he/she/it would mistake
  • we would mistake
  • you would mistake
  • they would mistake

Conditionalis II

  • ik zou hebben verwisseld
  • jij zou hebben verwisseld
  • hij/zij/het zou hebben verwisseld
  • wij zouden hebben verwisseld
  • jullie zouden hebben verwisseld
  • zij zouden hebben verwisseld

Conditional perfect

  • I would have mistaken
  • you would have mistaken
  • he/she/it would have mistaken
  • we would have mistaken
  • you would have mistaken
  • they would have mistaken

Imperatief

  • jij verwissel
  • jullie verwisselt

Imperative

  • you mistake
  • you mistake

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verwisselen