Vervoeging van verzachten

Onbepaalde wijs (infinitief): verzachten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzacht
  • jij verzacht
  • hij/zij/het verzacht
  • wij verzachten
  • jullie verzachten
  • zij verzachten

Indicativo presente

  • yo mitigo
  • mitigas
  • él/ella mitiga
  • nosotros mitigamos
  • vosotros mitigáis
  • ellos/ellas mitigan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzachtte
  • jij verzachtte
  • hij/zij/het verzachtte
  • wij verzachtten
  • jullie verzachtten
  • zij verzachtten

Indefinido

  • yo mitigué
  • mitigaste
  • él/ella mitigó
  • nosotros mitigamos
  • vosotros mitigasteis
  • ellos/ellas mitigaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzacht
  • jij hebt verzacht
  • hij/zij/het heeft verzacht
  • wij hebben verzacht
  • jullie hebben verzacht
  • zij hebben verzacht

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he mitigado
  • has mitigado
  • él/ella ha mitigado
  • nosotros hemos mitigado
  • vosotros habéis mitigado
  • ellos/ellas han mitigado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzacht
  • jij had verzacht
  • hij/zij/het had verzacht
  • wij hadden verzacht
  • jullie hadden verzacht
  • zij hadden verzacht

Pluscuamperfecto

  • yo había mitigado
  • habías mitigado
  • él/ella había mitigado
  • nosotros habíamos mitigado
  • vosotros habíais mitigado
  • ellos/ellas habían mitigado

Toekomende tijd I

  • ik zal verzachten
  • jij zult verzachten
  • hij/zij/het zal verzachten
  • wij zullen verzachten
  • jullie zullen verzachten
  • zij zullen verzachten

Futuro I

  • yo mitigaré
  • mitigarás
  • él/ella mitigará
  • nosotros mitigaremos
  • vosotros mitigaréis
  • ellos/ellas mitigarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verzacht hebben
  • jij zult verzacht hebben
  • hij/zij/het zal verzacht hebben
  • wij zullen verzacht hebben
  • jullie zullen verzacht hebben
  • zij zullen verzacht hebben

Futuro perfecto

  • yo habré mitigado
  • habrás mitigado
  • él/ella habrá mitigado
  • nosotros habremos mitigado
  • vosotros habréis mitigado
  • ellos/ellas habrán mitigado

Conditionalis I

  • ik zou verzachten
  • jij zou verzachten
  • hij/zij/het zou verzachten
  • wij zouden verzachten
  • jullie zouden verzachten
  • zij zouden verzachten

Condicional

  • yo mitigaría
  • mitigarías
  • él/ella mitigaría
  • nosotros mitigaríamos
  • vosotros mitigaríais
  • ellos/ellas mitigarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzacht
  • jij zou hebben verzacht
  • hij/zij/het zou hebben verzacht
  • wij zouden hebben verzacht
  • jullie zouden hebben verzacht
  • zij zouden hebben verzacht

Condicional perfecto

  • yo habría mitigado
  • habrías mitigado
  • él/ella habría mitigado
  • nosotros habríamos mitigado
  • vosotros habríais mitigado
  • ellos/ellas habrían mitigado

Imperatief

  • jij verzacht
  • jullie verzacht

Imperativo presente

  • mitiga
  • vosotros mitigad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verzachten