Vervoeging van verzwaren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzwaar
  • jij verzwaart
  • hij/zij/het verzwaart
  • wij verzwaren
  • jullie verzwaren
  • zij verzwaren

Present

  • I weight
  • you weight
  • he/she/it weights
  • we weight
  • you weight
  • they weight

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzwaarde
  • jij verzwaarde
  • hij/zij/het verzwaarde
  • wij verzwaarden
  • jullie verzwaarden
  • zij verzwaarden

Simple past

  • I weighted
  • you weighted
  • he/she/it weighted
  • we weighted
  • you weighted
  • they weighted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzwaard
  • jij hebt verzwaard
  • hij/zij/het heeft verzwaard
  • wij hebben verzwaard
  • jullie hebben verzwaard
  • zij hebben verzwaard

Present perfect

  • I have weighted
  • you have weighted
  • he/she/it has weighted
  • we have weighted
  • you have weighted
  • they have weighted

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzwaard
  • jij had verzwaard
  • hij/zij/het had verzwaard
  • wij hadden verzwaard
  • jullie hadden verzwaard
  • zij hadden verzwaard

Past perfect

  • I had weighted
  • you had weighted
  • he/she/it had weighted
  • we had weighted
  • you had weighted
  • they had weighted

Toekomende tijd I

  • ik zal verzwaren
  • jij zult verzwaren
  • hij/zij/het zal verzwaren
  • wij zullen verzwaren
  • jullie zullen verzwaren
  • zij zullen verzwaren

Future

  • I will weight
  • you will weight
  • he/she/it will weight
  • we will weight
  • you will weight
  • they will weight

Toekomende tijd II

  • ik zal verzwaard hebben
  • jij zult verzwaard hebben
  • hij/zij/het zal verzwaard hebben
  • wij zullen verzwaard hebben
  • jullie zullen verzwaard hebben
  • zij zullen verzwaard hebben

Future perfect

  • I will have weighted
  • you will have weighted
  • he/she/it will have weighted
  • we will have weighted
  • you will have weighted
  • they will have weighted

Conditionalis I

  • ik zou verzwaren
  • jij zou verzwaren
  • hij/zij/het zou verzwaren
  • wij zouden verzwaren
  • jullie zouden verzwaren
  • zij zouden verzwaren

Conditional present

  • I would weight
  • you would weight
  • he/she/it would weight
  • we would weight
  • you would weight
  • they would weight

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzwaard
  • jij zou hebben verzwaard
  • hij/zij/het zou hebben verzwaard
  • wij zouden hebben verzwaard
  • jullie zouden hebben verzwaard
  • zij zouden hebben verzwaard

Conditional perfect

  • I would have weighted
  • you would have weighted
  • he/she/it would have weighted
  • we would have weighted
  • you would have weighted
  • they would have weighted

Imperatief

  • jij verzwaar
  • jullie verzwaart

Imperative

  • you weight
  • you weight

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verzwaren