Vervoeging van visiteren
Onbepaalde wijs (infinitief): visiteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik visiteer
- jij visiteert
- hij/zij/het visiteert
- wij visiteren
- jullie visiteren
- zij visiteren
Present
- I search
- you search
- he/she/it searches
- we search
- you search
- they search
Onvoltooid verleden tijd
- ik visiteerde
- jij visiteerde
- hij/zij/het visiteerde
- wij visiteerden
- jullie visiteerden
- zij visiteerden
Simple past
- I searched
- you searched
- he/she/it searched
- we searched
- you searched
- they searched
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevisiteerd
- jij hebt gevisiteerd
- hij/zij/het heeft gevisiteerd
- wij hebben gevisiteerd
- jullie hebben gevisiteerd
- zij hebben gevisiteerd
Present perfect
- I have searched
- you have searched
- he/she/it has searched
- we have searched
- you have searched
- they have searched
Voltooid verleden tijd
- ik had gevisiteerd
- jij had gevisiteerd
- hij/zij/het had gevisiteerd
- wij hadden gevisiteerd
- jullie hadden gevisiteerd
- zij hadden gevisiteerd
Past perfect
- I had searched
- you had searched
- he/she/it had searched
- we had searched
- you had searched
- they had searched
Toekomende tijd I
- ik zal visiteren
- jij zult visiteren
- hij/zij/het zal visiteren
- wij zullen visiteren
- jullie zullen visiteren
- zij zullen visiteren
Future
- I will search
- you will search
- he/she/it will search
- we will search
- you will search
- they will search
Toekomende tijd II
- ik zal gevisiteerd hebben
- jij zult gevisiteerd hebben
- hij/zij/het zal gevisiteerd hebben
- wij zullen gevisiteerd hebben
- jullie zullen gevisiteerd hebben
- zij zullen gevisiteerd hebben
Future perfect
- I will have searched
- you will have searched
- he/she/it will have searched
- we will have searched
- you will have searched
- they will have searched
Conditionalis I
- ik zou visiteren
- jij zou visiteren
- hij/zij/het zou visiteren
- wij zouden visiteren
- jullie zouden visiteren
- zij zouden visiteren
Conditional present
- I would search
- you would search
- he/she/it would search
- we would search
- you would search
- they would search
Conditionalis II
- ik zou hebben gevisiteerd
- jij zou hebben gevisiteerd
- hij/zij/het zou hebben gevisiteerd
- wij zouden hebben gevisiteerd
- jullie zouden hebben gevisiteerd
- zij zouden hebben gevisiteerd
Conditional perfect
- I would have searched
- you would have searched
- he/she/it would have searched
- we would have searched
- you would have searched
- they would have searched
Imperatief
- jij visiteer
- jullie visiteert
Imperative
- you search
- you search