Vervoeging van visiteren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik visiteer
  • jij visiteert
  • hij/zij/het visiteert
  • wij visiteren
  • jullie visiteren
  • zij visiteren

Indicativo presente

  • yo registro
  • registras
  • él/ella registra
  • nosotros registramos
  • vosotros registráis
  • ellos/ellas registran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik visiteerde
  • jij visiteerde
  • hij/zij/het visiteerde
  • wij visiteerden
  • jullie visiteerden
  • zij visiteerden

Indefinido

  • yo registré
  • registraste
  • él/ella registró
  • nosotros registramos
  • vosotros registrasteis
  • ellos/ellas registraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevisiteerd
  • jij hebt gevisiteerd
  • hij/zij/het heeft gevisiteerd
  • wij hebben gevisiteerd
  • jullie hebben gevisiteerd
  • zij hebben gevisiteerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he registrado
  • has registrado
  • él/ella ha registrado
  • nosotros hemos registrado
  • vosotros habéis registrado
  • ellos/ellas han registrado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevisiteerd
  • jij had gevisiteerd
  • hij/zij/het had gevisiteerd
  • wij hadden gevisiteerd
  • jullie hadden gevisiteerd
  • zij hadden gevisiteerd

Pluscuamperfecto

  • yo había registrado
  • habías registrado
  • él/ella había registrado
  • nosotros habíamos registrado
  • vosotros habíais registrado
  • ellos/ellas habían registrado

Toekomende tijd I

  • ik zal visiteren
  • jij zult visiteren
  • hij/zij/het zal visiteren
  • wij zullen visiteren
  • jullie zullen visiteren
  • zij zullen visiteren

Futuro I

  • yo registraré
  • registrarás
  • él/ella registrará
  • nosotros registraremos
  • vosotros registraréis
  • ellos/ellas registrarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gevisiteerd hebben
  • jij zult gevisiteerd hebben
  • hij/zij/het zal gevisiteerd hebben
  • wij zullen gevisiteerd hebben
  • jullie zullen gevisiteerd hebben
  • zij zullen gevisiteerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré registrado
  • habrás registrado
  • él/ella habrá registrado
  • nosotros habremos registrado
  • vosotros habréis registrado
  • ellos/ellas habrán registrado

Conditionalis I

  • ik zou visiteren
  • jij zou visiteren
  • hij/zij/het zou visiteren
  • wij zouden visiteren
  • jullie zouden visiteren
  • zij zouden visiteren

Condicional

  • yo registraría
  • registrarías
  • él/ella registraría
  • nosotros registraríamos
  • vosotros registraríais
  • ellos/ellas registrarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevisiteerd
  • jij zou hebben gevisiteerd
  • hij/zij/het zou hebben gevisiteerd
  • wij zouden hebben gevisiteerd
  • jullie zouden hebben gevisiteerd
  • zij zouden hebben gevisiteerd

Condicional perfecto

  • yo habría registrado
  • habrías registrado
  • él/ella habría registrado
  • nosotros habríamos registrado
  • vosotros habríais registrado
  • ellos/ellas habrían registrado

Imperatief

  • jij visiteer
  • jullie visiteert

Imperativo presente

  • registra
  • vosotros registrad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van visiteren