Vervoeging van voorkomen
Onbepaalde wijs (infinitief): voorkomen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voorkom
- jij voorkomt
- hij/zij/het voorkomt
- wij voorkomen
- jullie voorkomen
- zij voorkomen
Indicativo presente
- yo ocurro
- tú ocurres
- él/ella ocurre
- nosotros ocurrimos
- vosotros ocurrís
- ellos/ellas ocurren
Onvoltooid verleden tijd
- ik voorkwam
- jij voorkwam
- hij/zij/het voorkwam
- wij voorkwamen
- jullie voorkwamen
- zij voorkwamen
Indefinido
- yo ocurrí
- tú ocurriste
- él/ella ocurrió
- nosotros ocurrimos
- vosotros ocurristeis
- ellos/ellas ocurrieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorkomen
- jij hebt voorkomen
- hij/zij/het heeft voorkomen
- wij hebben voorkomen
- jullie hebben voorkomen
- zij hebben voorkomen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ocurrido
- tú has ocurrido
- él/ella ha ocurrido
- nosotros hemos ocurrido
- vosotros habéis ocurrido
- ellos/ellas han ocurrido
Voltooid verleden tijd
- ik had voorkomen
- jij had voorkomen
- hij/zij/het had voorkomen
- wij hadden voorkomen
- jullie hadden voorkomen
- zij hadden voorkomen
Pluscuamperfecto
- yo había ocurrido
- tú habías ocurrido
- él/ella había ocurrido
- nosotros habíamos ocurrido
- vosotros habíais ocurrido
- ellos/ellas habían ocurrido
Toekomende tijd I
- ik zal voorkomen
- jij zult voorkomen
- hij/zij/het zal voorkomen
- wij zullen voorkomen
- jullie zullen voorkomen
- zij zullen voorkomen
Futuro I
- yo ocurriré
- tú ocurrirás
- él/ella ocurrirá
- nosotros ocurriremos
- vosotros ocurriréis
- ellos/ellas ocurrirán
Toekomende tijd II
- ik zal voorkomen hebben
- jij zult voorkomen hebben
- hij/zij/het zal voorkomen hebben
- wij zullen voorkomen hebben
- jullie zullen voorkomen hebben
- zij zullen voorkomen hebben
Futuro perfecto
- yo habré ocurrido
- tú habrás ocurrido
- él/ella habrá ocurrido
- nosotros habremos ocurrido
- vosotros habréis ocurrido
- ellos/ellas habrán ocurrido
Conditionalis I
- ik zou voorkomen
- jij zou voorkomen
- hij/zij/het zou voorkomen
- wij zouden voorkomen
- jullie zouden voorkomen
- zij zouden voorkomen
Condicional
- yo ocurriría
- tú ocurrirías
- él/ella ocurriría
- nosotros ocurriríamos
- vosotros ocurriríais
- ellos/ellas ocurrirían
Conditionalis II
- ik zou hebben voorkomen
- jij zou hebben voorkomen
- hij/zij/het zou hebben voorkomen
- wij zouden hebben voorkomen
- jullie zouden hebben voorkomen
- zij zouden hebben voorkomen
Condicional perfecto
- yo habría ocurrido
- tú habrías ocurrido
- él/ella habría ocurrido
- nosotros habríamos ocurrido
- vosotros habríais ocurrido
- ellos/ellas habrían ocurrido
Imperatief
- jij voorkom
- jullie voorkomt
Imperativo presente
- tú ocurre
- vosotros ocurrid