Vervoeging van voorzien

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik voorzie
  • jij voorziet
  • hij/zij/het voorziet
  • wij voorzien
  • jullie voorzien
  • zij voorzien

Indicativo presente

  • yo preveo
  • preves
  • él/ella preve
  • nosotros prevemos
  • vosotros prevéis
  • ellos/ellas preven

Onvoltooid verleden tijd

  • ik voorzag
  • jij voorzag
  • hij/zij/het voorzag
  • wij voorzagen
  • jullie voorzagen
  • zij voorzagen

Indefinido

  • yo preví
  • previste
  • él/ella previó
  • nosotros previmos
  • vosotros previsteis
  • ellos/ellas previeron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb voorzien
  • jij hebt voorzien
  • hij/zij/het heeft voorzien
  • wij hebben voorzien
  • jullie hebben voorzien
  • zij hebben voorzien

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he previsto
  • has previsto
  • él/ella ha previsto
  • nosotros hemos previsto
  • vosotros habéis previsto
  • ellos/ellas han previsto

Voltooid verleden tijd

  • ik had voorzien
  • jij had voorzien
  • hij/zij/het had voorzien
  • wij hadden voorzien
  • jullie hadden voorzien
  • zij hadden voorzien

Pluscuamperfecto

  • yo había previsto
  • habías previsto
  • él/ella había previsto
  • nosotros habíamos previsto
  • vosotros habíais previsto
  • ellos/ellas habían previsto

Toekomende tijd I

  • ik zal voorzien
  • jij zult voorzien
  • hij/zij/het zal voorzien
  • wij zullen voorzien
  • jullie zullen voorzien
  • zij zullen voorzien

Futuro I

  • yo preveré
  • preverás
  • él/ella preverá
  • nosotros preveremos
  • vosotros preveréis
  • ellos/ellas preverán

Toekomende tijd II

  • ik zal voorzien hebben
  • jij zult voorzien hebben
  • hij/zij/het zal voorzien hebben
  • wij zullen voorzien hebben
  • jullie zullen voorzien hebben
  • zij zullen voorzien hebben

Futuro perfecto

  • yo habré previsto
  • habrás previsto
  • él/ella habrá previsto
  • nosotros habremos previsto
  • vosotros habréis previsto
  • ellos/ellas habrán previsto

Conditionalis I

  • ik zou voorzien
  • jij zou voorzien
  • hij/zij/het zou voorzien
  • wij zouden voorzien
  • jullie zouden voorzien
  • zij zouden voorzien

Condicional

  • yo prevería
  • preverías
  • él/ella prevería
  • nosotros preveríamos
  • vosotros preveríais
  • ellos/ellas preverían

Conditionalis II

  • ik zou hebben voorzien
  • jij zou hebben voorzien
  • hij/zij/het zou hebben voorzien
  • wij zouden hebben voorzien
  • jullie zouden hebben voorzien
  • zij zouden hebben voorzien

Condicional perfecto

  • yo habría previsto
  • habrías previsto
  • él/ella habría previsto
  • nosotros habríamos previsto
  • vosotros habríais previsto
  • ellos/ellas habrían previsto

Imperatief

  • jij voorzie
  • jullie voorziet

Imperativo presente

  • prevé
  • vosotros preved

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van voorzien