Betekenis van:
voorzien

voorzien
Bijvoeglijk naamwoord
  • hebbend
"een goed voorziene keuken"
"voorzien van airconditioning"
voorzien
Werkwoord
  • zorgen voor
"in [je levensonderhoud] voorzien"
"daar voorzien de regels niet in"

Hyperoniemen

voorzien
Werkwoord
  • verschaffen
"[een kamer] van [centrale verwarming] voorzien"
"vluchtelingen van voedsel voorzien"

Hyperoniemen

Hyponiemen

voorzien
Werkwoord
  • een profetische blik hebben
"Hij voorzag dat dit tot ongelukken zou leiden."
voorzien
Werkwoord
  • ~ van: voorzorgen treffen
"U bent voorzien van alle nodige spullen."

Voorbeeldzinnen

  1. Koeien voorzien ons van goede melk.
  2. Het FBI heeft de kamer van de misdadiger in het geheim van afluisterapparatuur voorzien.
  3. De aarde kan voorzien in onze behoeften, maar niet in onze hebzucht.
  4. voorzien in voorschotten;
  5. voorzien in passende personeelsopleiding;
  6. voorzien van hulpstukken (fittings)
  7. voorzien in vervolginvesteringen;
  8. Woning voorzien van airconditioning
  9. het is voorzien van:
  10. voorzien van een steel,
  11. voorzien van verbindingsstukken
  12. voorzien in vervolginvesteringen;
  13. Woning voorzien van verwarming
  14. Hogedrukvloeistof-chromatograaf, voorzien van:
  15. voorzien van een verwarmingsinrichting