Vervoeging van vrijstellen
Onbepaalde wijs (infinitief): vrijstellen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stel vrij
- jij stelt vrij
- hij/zij/het stelt vrij
- wij stellen vrij
- jullie stellen vrij
- zij stellen vrij
Présent
- j'exempte
- tu exemptes
- il/elle exempte
- nous exemptons
- vous exemptez
- ils/elles exemptent
Onvoltooid verleden tijd
- ik stelde vrij
- jij stelde vrij
- hij/zij/het stelde vrij
- wij stelden vrij
- jullie stelden vrij
- zij stelden vrij
Indicatif imparfait
- j'exemptais
- tu exemptais
- il/elle exemptait
- nous exemptions
- vous exemptiez
- ils/elles exemptaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vrijgesteld
- jij hebt vrijgesteld
- hij/zij/het heeft vrijgesteld
- wij hebben vrijgesteld
- jullie hebben vrijgesteld
- zij hebben vrijgesteld
Indicatif passé composé
- j'ai exempté
- tu as exempté
- il/elle a exempté
- nous avons exempté
- vous avez exempté
- ils/elles ont exempté
Voltooid verleden tijd
- ik had vrijgesteld
- jij had vrijgesteld
- hij/zij/het had vrijgesteld
- wij hadden vrijgesteld
- jullie hadden vrijgesteld
- zij hadden vrijgesteld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais exempté
- tu avais exempté
- il/elle avait exempté
- nous avions exempté
- vous aviez exempté
- ils/elles avaient exempté
Toekomende tijd I
- ik zal vrijstellen
- jij zult vrijstellen
- hij/zij/het zal vrijstellen
- wij zullen vrijstellen
- jullie zullen vrijstellen
- zij zullen vrijstellen
Indicatif futur
- j'exempterai
- tu exempteras
- il/elle exemptera
- nous exempterons
- vous exempterez
- ils/elles exempteront
Toekomende tijd II
- ik zal vrijgesteld hebben
- jij zult vrijgesteld hebben
- hij/zij/het zal vrijgesteld hebben
- wij zullen vrijgesteld hebben
- jullie zullen vrijgesteld hebben
- zij zullen vrijgesteld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai exempté
- tu auras exempté
- il/elle aura exempté
- nous aurons exempté
- vous aurez exempté
- ils/elles auront exempté
Conditionalis I
- ik zou vrijstellen
- jij zou vrijstellen
- hij/zij/het zou vrijstellen
- wij zouden vrijstellen
- jullie zouden vrijstellen
- zij zouden vrijstellen
Conditionnel présent
- j'exempterais
- tu exempterais
- il/elle exempterait
- nous exempterions
- vous exempteriez
- ils/elles exempteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben vrijgesteld
- jij zou hebben vrijgesteld
- hij/zij/het zou hebben vrijgesteld
- wij zouden hebben vrijgesteld
- jullie zouden hebben vrijgesteld
- zij zouden hebben vrijgesteld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais exempté
- tu aurais exempté
- il/elle aurait exempté
- nous aurions exempté
- vous auriez exempté
- ils/elles auraient exempté
Imperatief
- jij stel vrij
- jullie stelt vrij
Impératif
- tu exempte
- vous exemptez