Vervoeging van wassen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik was
- jij wast
- hij/zij/het wast
- wij wassen
- jullie wassen
- zij wassen
Présent
- je mélange
- tu mélanges
- il/elle mélange
- nous mélangeons
- vous mélangez
- ils/elles mélangent
Onvoltooid verleden tijd
- ik waste
- jij waste
- hij/zij/het waste
- wij wasten
- jullie wasten
- zij wasten
Indicatif imparfait
- je mélangeais
- tu mélangeais
- il/elle mélangeait
- nous mélangions
- vous mélangiez
- ils/elles mélangeaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewassen
- jij hebt gewassen
- hij/zij/het heeft gewassen
- wij hebben gewassen
- jullie hebben gewassen
- zij hebben gewassen
Indicatif passé composé
- j'ai mélangé
- tu as mélangé
- il/elle a mélangé
- nous avons mélangé
- vous avez mélangé
- ils/elles ont mélangé
Voltooid verleden tijd
- ik had gewassen
- jij had gewassen
- hij/zij/het had gewassen
- wij hadden gewassen
- jullie hadden gewassen
- zij hadden gewassen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais mélangé
- tu avais mélangé
- il/elle avait mélangé
- nous avions mélangé
- vous aviez mélangé
- ils/elles avaient mélangé
Toekomende tijd I
- ik zal wassen
- jij zult wassen
- hij/zij/het zal wassen
- wij zullen wassen
- jullie zullen wassen
- zij zullen wassen
Indicatif futur
- je mélangerai
- tu mélangeras
- il/elle mélangera
- nous mélangerons
- vous mélangerez
- ils/elles mélangeront
Toekomende tijd II
- ik zal gewassen hebben
- jij zult gewassen hebben
- hij/zij/het zal gewassen hebben
- wij zullen gewassen hebben
- jullie zullen gewassen hebben
- zij zullen gewassen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai mélangé
- tu auras mélangé
- il/elle aura mélangé
- nous aurons mélangé
- vous aurez mélangé
- ils/elles auront mélangé
Conditionalis I
- ik zou wassen
- jij zou wassen
- hij/zij/het zou wassen
- wij zouden wassen
- jullie zouden wassen
- zij zouden wassen
Conditionnel présent
- je mélangerais
- tu mélangerais
- il/elle mélangerait
- nous mélangerions
- vous mélangeriez
- ils/elles mélangeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gewassen
- jij zou hebben gewassen
- hij/zij/het zou hebben gewassen
- wij zouden hebben gewassen
- jullie zouden hebben gewassen
- zij zouden hebben gewassen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais mélangé
- tu aurais mélangé
- il/elle aurait mélangé
- nous aurions mélangé
- vous auriez mélangé
- ils/elles auraient mélangé
Imperatief
- jij was
- jullie wast
Impératif
- tu mélange
- vous mélangez