Vervoeging van wateren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik water
- jij watert
- hij/zij/het watert
- wij wateren
- jullie wateren
- zij wateren
Presente
- io bagno
- tu bagni
- lui/lei/Lei bagna
- noi bagnamo
- voi/Voi bagnate
- loro/Loro bagnano
Onvoltooid verleden tijd
- ik waterde
- jij waterde
- hij/zij/het waterde
- wij waterden
- jullie waterden
- zij waterden
Imperfetto
- io bagnavo
- tu bagnavi
- lui/lei/Lei bagnava
- noi bagnavamo
- voi/Voi bagnavate
- loro/Loro bagnavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewaterd
- jij hebt gewaterd
- hij/zij/het heeft gewaterd
- wij hebben gewaterd
- jullie hebben gewaterd
- zij hebben gewaterd
Passato prossimo
- io ho bagnato
- tu hai bagnato
- lui/lei/Lei ha bagnato
- noi abbiamo bagnato
- voi/Voi avete bagnato
- loro/Loro hanno bagnato
Voltooid verleden tijd
- ik had gewaterd
- jij had gewaterd
- hij/zij/het had gewaterd
- wij hadden gewaterd
- jullie hadden gewaterd
- zij hadden gewaterd
Trapassato prossimo
- io avevo bagnato
- tu avevi bagnato
- lui/lei/Lei aveva bagnato
- noi avevamo bagnato
- voi/Voi avevate bagnato
- loro/Loro avevano bagnato
Toekomende tijd I
- ik zal wateren
- jij zult wateren
- hij/zij/het zal wateren
- wij zullen wateren
- jullie zullen wateren
- zij zullen wateren
Futuro semplice
- io bagnerò
- tu bagnerai
- lui/lei/Lei bagnerà
- noi bagneremo
- voi/Voi bagnerete
- loro/Loro bagneranno
Toekomende tijd II
- ik zal gewaterd hebben
- jij zult gewaterd hebben
- hij/zij/het zal gewaterd hebben
- wij zullen gewaterd hebben
- jullie zullen gewaterd hebben
- zij zullen gewaterd hebben
Futuro anteriore
- io avrò bagnato
- tu avrai bagnato
- lui/lei/Lei avrà bagnato
- noi avremo bagnato
- voi/Voi avrete bagnato
- loro/Loro avranno bagnato
Conditionalis I
- ik zou wateren
- jij zou wateren
- hij/zij/het zou wateren
- wij zouden wateren
- jullie zouden wateren
- zij zouden wateren
Condizionale presente
- io bagnerei
- tu bagneresti
- lui/lei/Lei bagnerebbe
- noi bagneremmo
- voi/Voi bagnereste
- loro/Loro bagnerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gewaterd
- jij zou hebben gewaterd
- hij/zij/het zou hebben gewaterd
- wij zouden hebben gewaterd
- jullie zouden hebben gewaterd
- zij zouden hebben gewaterd
Condizionale passato
- io avrei bagnato
- tu avresti bagnato
- lui/lei/Lei avrebbe bagnato
- noi avremmo bagnato
- voi/Voi avreste bagnato
- loro/Loro avrebbero bagnato
Imperatief
- jij water
- jullie watert
Imperativo
- tu bagna
- voi/Voi bagnate