Vervoeging van weaken
Onbepaalde wijs (infinitief): to weaken
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it weakens
- they weaken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het luwt
- zij luwen
Simple past
- he/she/it weakened
- they weakened
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het luwde
- zij luwden
Present perfect
- he/she/it has weakened
- they have weakened
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geluwd
- zij hebben geluwd
Past perfect
- he/she/it had weakened
- they had weakened
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geluwd
- zij hadden geluwd
Future
- he/she/it will weaken
- they will weaken
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal luwen
- zij zult luwen
Future perfect
- he/she/it will have weakened
- they will have weakened
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geluwd hebben
- zij zult geluwd hebben
Conditional present
- he/she/it would weaken
- they would weaken
Conditionalis I
- hij/zij/het zal luwen
- zij zullen luwen
Conditional perfect
- he/she/it would have weakened
- they would have weakened
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geluwd
- zij zullen hebben geluwd