Vervoeging van weaken
Onbepaalde wijs (infinitief): to weaken
Engels
Nederlands
Present
- I weaken
- you weaken
- he/she/it weakens
- we weaken
- you weaken
- they weaken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik saboteer
- jij saboteert
- hij/zij/het saboteert
- wij saboteren
- jullie saboteren
- zij saboteren
Simple past
- I weakened
- you weakened
- he/she/it weakened
- we weakened
- you weakened
- they weakened
Onvoltooid verleden tijd
- ik saboteerde
- jij saboteerde
- hij/zij/het saboteerde
- wij saboteerden
- jullie saboteerden
- zij saboteerden
Present perfect
- I have weakened
- you have weakened
- he/she/it has weakened
- we have weakened
- you have weakened
- they have weakened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesaboteerd
- jij hebt gesaboteerd
- hij/zij/het heeft gesaboteerd
- wij hebben gesaboteerd
- jullie hebben gesaboteerd
- zij hebben gesaboteerd
Past perfect
- I had weakened
- you had weakened
- he/she/it had weakened
- we had weakened
- you had weakened
- they had weakened
Voltooid verleden tijd
- ik had gesaboteerd
- jij had gesaboteerd
- hij/zij/het had gesaboteerd
- wij hadden gesaboteerd
- jullie hadden gesaboteerd
- zij hadden gesaboteerd
Future
- I will weaken
- you will weaken
- he/she/it will weaken
- we will weaken
- you will weaken
- they will weaken
Toekomende tijd I
- ik zal saboteren
- jij zult saboteren
- hij/zij/het zal saboteren
- wij zullen saboteren
- jullie zullen saboteren
- zij zullen saboteren
Future perfect
- I will have weakened
- you will have weakened
- he/she/it will have weakened
- we will have weakened
- you will have weakened
- they will have weakened
Toekomende tijd II
- ik zal gesaboteerd hebben
- jij zult gesaboteerd hebben
- hij/zij/het zal gesaboteerd hebben
- wij zullen gesaboteerd hebben
- jullie zullen gesaboteerd hebben
- zij zullen gesaboteerd hebben
Conditional present
- I would weaken
- you would weaken
- he/she/it would weaken
- we would weaken
- you would weaken
- they would weaken
Conditionalis I
- ik zou saboteren
- jij zou saboteren
- hij/zij/het zou saboteren
- wij zouden saboteren
- jullie zouden saboteren
- zij zouden saboteren
Conditional perfect
- I would have weakened
- you would have weakened
- he/she/it would have weakened
- we would have weakened
- you would have weakened
- they would have weakened
Conditionalis II
- ik zou hebben gesaboteerd
- jij zou hebben gesaboteerd
- hij/zij/het zou hebben gesaboteerd
- wij zouden hebben gesaboteerd
- jullie zouden hebben gesaboteerd
- zij zouden hebben gesaboteerd
Imperative
- you weaken
- you weaken
Imperatief
- jij saboteer
- jullie saboteert