Vervoeging van wedervergelden

Onbepaalde wijs (infinitief): wedervergelden

Vertaling: récompenser

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergeld weder
  • jij vergeldt weder
  • hij/zij/het vergeldt weder
  • wij vergelden weder
  • jullie vergelden weder
  • zij vergelden weder

Présent

  • je récompense
  • tu récompenses
  • il/elle récompense
  • nous récompensons
  • vous récompensez
  • ils/elles récompensent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergold weder
  • jij vergold weder
  • hij/zij/het vergold weder
  • wij vergolden weder
  • jullie vergolden weder
  • zij vergolden weder

Indicatif imparfait

  • je récompensais
  • tu récompensais
  • il/elle récompensait
  • nous récompensions
  • vous récompensiez
  • ils/elles récompensaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb wedervergolden
  • jij hebt wedervergolden
  • hij/zij/het heeft wedervergolden
  • wij hebben wedervergolden
  • jullie hebben wedervergolden
  • zij hebben wedervergolden

Indicatif passé composé

  • j'ai récompensé
  • tu as récompensé
  • il/elle a récompensé
  • nous avons récompensé
  • vous avez récompensé
  • ils/elles ont récompensé

Voltooid verleden tijd

  • ik had wedervergolden
  • jij had wedervergolden
  • hij/zij/het had wedervergolden
  • wij hadden wedervergolden
  • jullie hadden wedervergolden
  • zij hadden wedervergolden

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais récompensé
  • tu avais récompensé
  • il/elle avait récompensé
  • nous avions récompensé
  • vous aviez récompensé
  • ils/elles avaient récompensé

Toekomende tijd I

  • ik zal wedervergelden
  • jij zult wedervergelden
  • hij/zij/het zal wedervergelden
  • wij zullen wedervergelden
  • jullie zullen wedervergelden
  • zij zullen wedervergelden

Indicatif futur

  • je récompenserai
  • tu récompenseras
  • il/elle récompensera
  • nous récompenserons
  • vous récompenserez
  • ils/elles récompenseront

Toekomende tijd II

  • ik zal wedervergolden hebben
  • jij zult wedervergolden hebben
  • hij/zij/het zal wedervergolden hebben
  • wij zullen wedervergolden hebben
  • jullie zullen wedervergolden hebben
  • zij zullen wedervergolden hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai récompensé
  • tu auras récompensé
  • il/elle aura récompensé
  • nous aurons récompensé
  • vous aurez récompensé
  • ils/elles auront récompensé

Conditionalis I

  • ik zou wedervergelden
  • jij zou wedervergelden
  • hij/zij/het zou wedervergelden
  • wij zouden wedervergelden
  • jullie zouden wedervergelden
  • zij zouden wedervergelden

Conditionnel présent

  • je récompenserais
  • tu récompenserais
  • il/elle récompenserait
  • nous récompenserions
  • vous récompenseriez
  • ils/elles récompenseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben wedervergolden
  • jij zou hebben wedervergolden
  • hij/zij/het zou hebben wedervergolden
  • wij zouden hebben wedervergolden
  • jullie zouden hebben wedervergolden
  • zij zouden hebben wedervergolden

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais récompensé
  • tu aurais récompensé
  • il/elle aurait récompensé
  • nous aurions récompensé
  • vous auriez récompensé
  • ils/elles auraient récompensé

Imperatief

  • jij vergeld weder
  • jullie vergeldt weder

Impératif

  • tu récompense
  • vous récompensez