Vervoeging van wedijveren

Onbepaalde wijs (infinitief): wedijveren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wedijver
  • jij wedijvert
  • hij/zij/het wedijvert
  • wij wedijveren
  • jullie wedijveren
  • zij wedijveren

Präsens Indikativ

  • ich konkurriere
  • du konkurrierst
  • er/sie/es konkurriert
  • wir konkurrieren
  • ihr konkurriert
  • sie konkurrieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wedijverde
  • jij wedijverde
  • hij/zij/het wedijverde
  • wij wedijverden
  • jullie wedijverden
  • zij wedijverden

Präteritum Indikativ

  • ich konkurrierte
  • du konkurriertest
  • er/sie/es konkurrierte
  • wir konkurrierten
  • ihr konkurriertet
  • sie konkurrierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewedijverd
  • jij hebt gewedijverd
  • hij/zij/het heeft gewedijverd
  • wij hebben gewedijverd
  • jullie hebben gewedijverd
  • zij hebben gewedijverd

Perfekt Indikativ

  • ich habe konkurriert
  • du hast konkurriert
  • er/sie/es hat konkurriert
  • wir haben konkurriert
  • ihr habt konkurriert
  • sie haben konkurriert

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewedijverd
  • jij had gewedijverd
  • hij/zij/het had gewedijverd
  • wij hadden gewedijverd
  • jullie hadden gewedijverd
  • zij hadden gewedijverd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte konkurriert
  • du hattest konkurriert
  • er/sie/es hatte konkurriert
  • wir hatten konkurriert
  • ihr hattet konkurriert
  • sie hatten konkurriert

Toekomende tijd I

  • ik zal wedijveren
  • jij zult wedijveren
  • hij/zij/het zal wedijveren
  • wij zullen wedijveren
  • jullie zullen wedijveren
  • zij zullen wedijveren

Futur I Indikativ

  • ich werde konkurrieren
  • du wirst konkurrieren
  • er/sie/es wird konkurrieren
  • wir werden konkurrieren
  • ihr werdet konkurrieren
  • sie werden konkurrieren

Toekomende tijd II

  • ik zal gewedijverd hebben
  • jij zult gewedijverd hebben
  • hij/zij/het zal gewedijverd hebben
  • wij zullen gewedijverd hebben
  • jullie zullen gewedijverd hebben
  • zij zullen gewedijverd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde konkurriert haben
  • du wirst konkurriert haben
  • er/sie/es wird konkurriert haben
  • wir werden konkurriert haben
  • ihr werdet konkurriert haben
  • sie werden konkurriert haben

Conditionalis I

  • ik zou wedijveren
  • jij zou wedijveren
  • hij/zij/het zou wedijveren
  • wij zouden wedijveren
  • jullie zouden wedijveren
  • zij zouden wedijveren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde konkurrieren
  • du würdest konkurrieren
  • er/sie/es würde konkurrieren
  • wir würden konkurrieren
  • ihr würdet konkurrieren
  • sie würden konkurrieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewedijverd
  • jij zou hebben gewedijverd
  • hij/zij/het zou hebben gewedijverd
  • wij zouden hebben gewedijverd
  • jullie zouden hebben gewedijverd
  • zij zouden hebben gewedijverd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde konkurriert haben
  • du würdest konkurriert haben
  • er/sie/es würde konkurriert haben
  • wir würden konkurriert haben
  • ihr würdet konkurriert haben
  • sie würden konkurriert haben

Imperatief

  • jij wedijver
  • jullie wedijvert

Imperativ

  • du konkurriere
  • ihr konkurriert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wedijveren