Vervoeging van weerspiegelen

Onbepaalde wijs (infinitief): weerspiegelen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het weerspiegelt
  • zij weerspiegelen

Présent

  • il/elle renvoie
  • ils/elles renvoient

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het weerspiegelde
  • zij weerspiegelden

Indicatif imparfait

  • il/elle renvoyait
  • ils/elles renvoyaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft weerspiegeld
  • zij hebben weerspiegeld

Indicatif passé composé

  • il/elle a renvoyé
  • ils/elles ont renvoyé

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had weerspiegeld
  • zij hadden weerspiegeld

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait renvoyé
  • ils/elles avaient renvoyé

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal weerspiegelen
  • zij zult weerspiegelen

Indicatif futur

  • il/elle renverra
  • ils/elles renverront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal weerspiegeld hebben
  • zij zult weerspiegeld hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura renvoyé
  • ils/elles auront renvoyé

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal weerspiegelen
  • zij zullen weerspiegelen

Conditionnel présent

  • il/elle renverrait
  • ils/elles renverraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben weerspiegeld
  • zij zullen hebben weerspiegeld

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait renvoyé
  • ils/elles auraient renvoyé

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van weerspiegelen