Vervoeging van wegmaken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maak weg
  • jij maakt weg
  • hij/zij/het maakt weg
  • wij maken weg
  • jullie maken weg
  • zij maken weg

Present

  • I narcotize
  • you narcotize
  • he/she/it narcotizes
  • we narcotize
  • you narcotize
  • they narcotize

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maakte weg
  • jij maakte weg
  • hij/zij/het maakte weg
  • wij maakten weg
  • jullie maakten weg
  • zij maakten weg

Simple past

  • I narcotized
  • you narcotized
  • he/she/it narcotized
  • we narcotized
  • you narcotized
  • they narcotized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb weggemaakt
  • jij hebt weggemaakt
  • hij/zij/het heeft weggemaakt
  • wij hebben weggemaakt
  • jullie hebben weggemaakt
  • zij hebben weggemaakt

Present perfect

  • I have narcotized
  • you have narcotized
  • he/she/it has narcotized
  • we have narcotized
  • you have narcotized
  • they have narcotized

Voltooid verleden tijd

  • ik had weggemaakt
  • jij had weggemaakt
  • hij/zij/het had weggemaakt
  • wij hadden weggemaakt
  • jullie hadden weggemaakt
  • zij hadden weggemaakt

Past perfect

  • I had narcotized
  • you had narcotized
  • he/she/it had narcotized
  • we had narcotized
  • you had narcotized
  • they had narcotized

Toekomende tijd I

  • ik zal wegmaken
  • jij zult wegmaken
  • hij/zij/het zal wegmaken
  • wij zullen wegmaken
  • jullie zullen wegmaken
  • zij zullen wegmaken

Future

  • I will narcotize
  • you will narcotize
  • he/she/it will narcotize
  • we will narcotize
  • you will narcotize
  • they will narcotize

Toekomende tijd II

  • ik zal weggemaakt hebben
  • jij zult weggemaakt hebben
  • hij/zij/het zal weggemaakt hebben
  • wij zullen weggemaakt hebben
  • jullie zullen weggemaakt hebben
  • zij zullen weggemaakt hebben

Future perfect

  • I will have narcotized
  • you will have narcotized
  • he/she/it will have narcotized
  • we will have narcotized
  • you will have narcotized
  • they will have narcotized

Conditionalis I

  • ik zou wegmaken
  • jij zou wegmaken
  • hij/zij/het zou wegmaken
  • wij zouden wegmaken
  • jullie zouden wegmaken
  • zij zouden wegmaken

Conditional present

  • I would narcotize
  • you would narcotize
  • he/she/it would narcotize
  • we would narcotize
  • you would narcotize
  • they would narcotize

Conditionalis II

  • ik zou hebben weggemaakt
  • jij zou hebben weggemaakt
  • hij/zij/het zou hebben weggemaakt
  • wij zouden hebben weggemaakt
  • jullie zouden hebben weggemaakt
  • zij zouden hebben weggemaakt

Conditional perfect

  • I would have narcotized
  • you would have narcotized
  • he/she/it would have narcotized
  • we would have narcotized
  • you would have narcotized
  • they would have narcotized

Imperatief

  • jij maak weg
  • jullie maakt weg

Imperative

  • you narcotize
  • you narcotize

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wegmaken