Vervoeging van wegstemmen

Onbepaalde wijs (infinitief): wegstemmen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stem weg
  • jij stemt weg
  • hij/zij/het stemt weg
  • wij stemmen weg
  • jullie stemmen weg
  • zij stemmen weg

Present

  • I defeat
  • you defeat
  • he/she/it defeats
  • we defeat
  • you defeat
  • they defeat

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stemde weg
  • jij stemde weg
  • hij/zij/het stemde weg
  • wij stemden weg
  • jullie stemden weg
  • zij stemden weg

Simple past

  • I defeated
  • you defeated
  • he/she/it defeated
  • we defeated
  • you defeated
  • they defeated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb weggestemd
  • jij hebt weggestemd
  • hij/zij/het heeft weggestemd
  • wij hebben weggestemd
  • jullie hebben weggestemd
  • zij hebben weggestemd

Present perfect

  • I have defeated
  • you have defeated
  • he/she/it has defeated
  • we have defeated
  • you have defeated
  • they have defeated

Voltooid verleden tijd

  • ik had weggestemd
  • jij had weggestemd
  • hij/zij/het had weggestemd
  • wij hadden weggestemd
  • jullie hadden weggestemd
  • zij hadden weggestemd

Past perfect

  • I had defeated
  • you had defeated
  • he/she/it had defeated
  • we had defeated
  • you had defeated
  • they had defeated

Toekomende tijd I

  • ik zal wegstemmen
  • jij zult wegstemmen
  • hij/zij/het zal wegstemmen
  • wij zullen wegstemmen
  • jullie zullen wegstemmen
  • zij zullen wegstemmen

Future

  • I will defeat
  • you will defeat
  • he/she/it will defeat
  • we will defeat
  • you will defeat
  • they will defeat

Toekomende tijd II

  • ik zal weggestemd hebben
  • jij zult weggestemd hebben
  • hij/zij/het zal weggestemd hebben
  • wij zullen weggestemd hebben
  • jullie zullen weggestemd hebben
  • zij zullen weggestemd hebben

Future perfect

  • I will have defeated
  • you will have defeated
  • he/she/it will have defeated
  • we will have defeated
  • you will have defeated
  • they will have defeated

Conditionalis I

  • ik zou wegstemmen
  • jij zou wegstemmen
  • hij/zij/het zou wegstemmen
  • wij zouden wegstemmen
  • jullie zouden wegstemmen
  • zij zouden wegstemmen

Conditional present

  • I would defeat
  • you would defeat
  • he/she/it would defeat
  • we would defeat
  • you would defeat
  • they would defeat

Conditionalis II

  • ik zou hebben weggestemd
  • jij zou hebben weggestemd
  • hij/zij/het zou hebben weggestemd
  • wij zouden hebben weggestemd
  • jullie zouden hebben weggestemd
  • zij zouden hebben weggestemd

Conditional perfect

  • I would have defeated
  • you would have defeated
  • he/she/it would have defeated
  • we would have defeated
  • you would have defeated
  • they would have defeated

Imperatief

  • jij stem weg
  • jullie stemt weg

Imperative

  • you defeat
  • you defeat

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wegstemmen