Vervoeging van wegzenden
Onbepaalde wijs (infinitief): wegzenden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zend weg
- jij zendt weg
- hij/zij/het zendt weg
- wij zenden weg
- jullie zenden weg
- zij zenden weg
Indicativo presente
- yo despido
- tú despides
- él/ella despide
- nosotros despedimos
- vosotros despedís
- ellos/ellas despiden
Onvoltooid verleden tijd
- ik zond weg
- jij zond weg
- hij/zij/het zond weg
- wij zonden weg
- jullie zonden weg
- zij zonden weg
Indefinido
- yo despedí
- tú despediste
- él/ella despidió
- nosotros despedimos
- vosotros despedisteis
- ellos/ellas despidieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb weggezonden
- jij hebt weggezonden
- hij/zij/het heeft weggezonden
- wij hebben weggezonden
- jullie hebben weggezonden
- zij hebben weggezonden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he despedido
- tú has despedido
- él/ella ha despedido
- nosotros hemos despedido
- vosotros habéis despedido
- ellos/ellas han despedido
Voltooid verleden tijd
- ik had weggezonden
- jij had weggezonden
- hij/zij/het had weggezonden
- wij hadden weggezonden
- jullie hadden weggezonden
- zij hadden weggezonden
Pluscuamperfecto
- yo había despedido
- tú habías despedido
- él/ella había despedido
- nosotros habíamos despedido
- vosotros habíais despedido
- ellos/ellas habían despedido
Toekomende tijd I
- ik zal wegzenden
- jij zult wegzenden
- hij/zij/het zal wegzenden
- wij zullen wegzenden
- jullie zullen wegzenden
- zij zullen wegzenden
Futuro I
- yo despediré
- tú despedirás
- él/ella despedirá
- nosotros despediremos
- vosotros despediréis
- ellos/ellas despedirán
Toekomende tijd II
- ik zal weggezonden hebben
- jij zult weggezonden hebben
- hij/zij/het zal weggezonden hebben
- wij zullen weggezonden hebben
- jullie zullen weggezonden hebben
- zij zullen weggezonden hebben
Futuro perfecto
- yo habré despedido
- tú habrás despedido
- él/ella habrá despedido
- nosotros habremos despedido
- vosotros habréis despedido
- ellos/ellas habrán despedido
Conditionalis I
- ik zou wegzenden
- jij zou wegzenden
- hij/zij/het zou wegzenden
- wij zouden wegzenden
- jullie zouden wegzenden
- zij zouden wegzenden
Condicional
- yo despediría
- tú despedirías
- él/ella despediría
- nosotros despediríamos
- vosotros despediríais
- ellos/ellas despedirían
Conditionalis II
- ik zou hebben weggezonden
- jij zou hebben weggezonden
- hij/zij/het zou hebben weggezonden
- wij zouden hebben weggezonden
- jullie zouden hebben weggezonden
- zij zouden hebben weggezonden
Condicional perfecto
- yo habría despedido
- tú habrías despedido
- él/ella habría despedido
- nosotros habríamos despedido
- vosotros habríais despedido
- ellos/ellas habrían despedido
Imperatief
- jij zend weg
- jullie zendt weg
Imperativo presente
- tú despide
- vosotros despedid