Vervoeging van weken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik week
  • jij weekt
  • hij/zij/het weekt
  • wij weken
  • jullie weken
  • zij weken

Present

  • I dowse
  • you dowse
  • he/she/it dowses
  • we dowse
  • you dowse
  • they dowse

Onvoltooid verleden tijd

  • ik weekte
  • jij weekte
  • hij/zij/het weekte
  • wij weekten
  • jullie weekten
  • zij weekten

Simple past

  • I dowsed
  • you dowsed
  • he/she/it dowsed
  • we dowsed
  • you dowsed
  • they dowsed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geweekt
  • jij hebt geweekt
  • hij/zij/het heeft geweekt
  • wij hebben geweekt
  • jullie hebben geweekt
  • zij hebben geweekt

Present perfect

  • I have dowsed
  • you have dowsed
  • he/she/it has dowsed
  • we have dowsed
  • you have dowsed
  • they have dowsed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geweekt
  • jij had geweekt
  • hij/zij/het had geweekt
  • wij hadden geweekt
  • jullie hadden geweekt
  • zij hadden geweekt

Past perfect

  • I had dowsed
  • you had dowsed
  • he/she/it had dowsed
  • we had dowsed
  • you had dowsed
  • they had dowsed

Toekomende tijd I

  • ik zal weken
  • jij zult weken
  • hij/zij/het zal weken
  • wij zullen weken
  • jullie zullen weken
  • zij zullen weken

Future

  • I will dowse
  • you will dowse
  • he/she/it will dowse
  • we will dowse
  • you will dowse
  • they will dowse

Toekomende tijd II

  • ik zal geweekt hebben
  • jij zult geweekt hebben
  • hij/zij/het zal geweekt hebben
  • wij zullen geweekt hebben
  • jullie zullen geweekt hebben
  • zij zullen geweekt hebben

Future perfect

  • I will have dowsed
  • you will have dowsed
  • he/she/it will have dowsed
  • we will have dowsed
  • you will have dowsed
  • they will have dowsed

Conditionalis I

  • ik zou weken
  • jij zou weken
  • hij/zij/het zou weken
  • wij zouden weken
  • jullie zouden weken
  • zij zouden weken

Conditional present

  • I would dowse
  • you would dowse
  • he/she/it would dowse
  • we would dowse
  • you would dowse
  • they would dowse

Conditionalis II

  • ik zou hebben geweekt
  • jij zou hebben geweekt
  • hij/zij/het zou hebben geweekt
  • wij zouden hebben geweekt
  • jullie zouden hebben geweekt
  • zij zouden hebben geweekt

Conditional perfect

  • I would have dowsed
  • you would have dowsed
  • he/she/it would have dowsed
  • we would have dowsed
  • you would have dowsed
  • they would have dowsed

Imperatief

  • jij week
  • jullie weekt

Imperative

  • you dowse
  • you dowse

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van weken