Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it withers
  • they wither

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verwelkt
  • zij verwelken

Simple past

  • he/she/it withered
  • they withered

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verwelkte
  • zij verwelkten

Present perfect

  • he/she/it has withered
  • they have withered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is verwelkt
  • zij zijn verwelkt

Past perfect

  • he/she/it had withered
  • they had withered

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was verwelkt
  • zij waren verwelkt

Future

  • he/she/it will wither
  • they will wither

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verwelken
  • zij zult verwelken

Future perfect

  • he/she/it will have withered
  • they will have withered

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verwelkt zijn
  • zij zult verwelkt zijn

Conditional present

  • he/she/it would wither
  • they would wither

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verwelken
  • zij zullen verwelken

Conditional perfect

  • he/she/it would have withered
  • they would have withered

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn verwelkt
  • zij zullen zijn verwelkt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van wither