Vervoeging van wringen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wring
  • jij wringt
  • hij/zij/het wringt
  • wij wringen
  • jullie wringen
  • zij wringen

Indicativo presente

  • yo tuerzo
  • tuerces
  • él/ella tuerce
  • nosotros torcemos
  • vosotros torcéis
  • ellos/ellas tuercen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wrong
  • jij wrong
  • hij/zij/het wrong
  • wij wrongen
  • jullie wrongen
  • zij wrongen

Indefinido

  • yo torcí
  • torciste
  • él/ella torció
  • nosotros torcimos
  • vosotros torcisteis
  • ellos/ellas torcieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewrongen
  • jij hebt gewrongen
  • hij/zij/het heeft gewrongen
  • wij hebben gewrongen
  • jullie hebben gewrongen
  • zij hebben gewrongen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he torcido
  • has torcido
  • él/ella ha torcido
  • nosotros hemos torcido
  • vosotros habéis torcido
  • ellos/ellas han torcido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewrongen
  • jij had gewrongen
  • hij/zij/het had gewrongen
  • wij hadden gewrongen
  • jullie hadden gewrongen
  • zij hadden gewrongen

Pluscuamperfecto

  • yo había torcido
  • habías torcido
  • él/ella había torcido
  • nosotros habíamos torcido
  • vosotros habíais torcido
  • ellos/ellas habían torcido

Toekomende tijd I

  • ik zal wringen
  • jij zult wringen
  • hij/zij/het zal wringen
  • wij zullen wringen
  • jullie zullen wringen
  • zij zullen wringen

Futuro I

  • yo torceré
  • torcerás
  • él/ella torcerá
  • nosotros torceremos
  • vosotros torceréis
  • ellos/ellas torcerán

Toekomende tijd II

  • ik zal gewrongen hebben
  • jij zult gewrongen hebben
  • hij/zij/het zal gewrongen hebben
  • wij zullen gewrongen hebben
  • jullie zullen gewrongen hebben
  • zij zullen gewrongen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré torcido
  • habrás torcido
  • él/ella habrá torcido
  • nosotros habremos torcido
  • vosotros habréis torcido
  • ellos/ellas habrán torcido

Conditionalis I

  • ik zou wringen
  • jij zou wringen
  • hij/zij/het zou wringen
  • wij zouden wringen
  • jullie zouden wringen
  • zij zouden wringen

Condicional

  • yo torcería
  • torcerías
  • él/ella torcería
  • nosotros torceríamos
  • vosotros torceríais
  • ellos/ellas torcerían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewrongen
  • jij zou hebben gewrongen
  • hij/zij/het zou hebben gewrongen
  • wij zouden hebben gewrongen
  • jullie zouden hebben gewrongen
  • zij zouden hebben gewrongen

Condicional perfecto

  • yo habría torcido
  • habrías torcido
  • él/ella habría torcido
  • nosotros habríamos torcido
  • vosotros habríais torcido
  • ellos/ellas habrían torcido

Imperatief

  • jij wring
  • jullie wringt

Imperativo presente

  • tuerce
  • vosotros torced

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van wringen