Vervoeging van zekeren

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zeker
    • jij zekert
    • hij/zij/het zekert
    • wij zekeren
    • jullie zekeren
    • zij zekeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zekerde
    • jij zekerde
    • hij/zij/het zekerde
    • wij zekerden
    • jullie zekerden
    • zij zekerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gezekerd
    • jij hebt gezekerd
    • hij/zij/het heeft gezekerd
    • wij hebben gezekerd
    • jullie hebben gezekerd
    • zij hebben gezekerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gezekerd
    • jij had gezekerd
    • hij/zij/het had gezekerd
    • wij hadden gezekerd
    • jullie hadden gezekerd
    • zij hadden gezekerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal zekeren
    • jij zult zekeren
    • hij/zij/het zal zekeren
    • wij zullen zekeren
    • jullie zullen zekeren
    • zij zullen zekeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gezekerd hebben
    • jij zult gezekerd hebben
    • hij/zij/het zal gezekerd hebben
    • wij zullen gezekerd hebben
    • jullie zullen gezekerd hebben
    • zij zullen gezekerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou zekeren
    • jij zou zekeren
    • hij/zij/het zou zekeren
    • wij zouden zekeren
    • jullie zouden zekeren
    • zij zouden zekeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gezekerd
    • jij zou hebben gezekerd
    • hij/zij/het zou hebben gezekerd
    • wij zouden hebben gezekerd
    • jullie zouden hebben gezekerd
    • zij zouden hebben gezekerd
  • Imperatief

    • jij zeker
    • jullie zekert