Vervoeging van zondigen

Vertaling: pecar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zondig
  • jij zondigt
  • hij/zij/het zondigt
  • wij zondigen
  • jullie zondigen
  • zij zondigen

Indicativo presente

  • yo peco
  • pecas
  • él/ella peca
  • nosotros pecamos
  • vosotros pecáis
  • ellos/ellas pecan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zondigde
  • jij zondigde
  • hij/zij/het zondigde
  • wij zondigden
  • jullie zondigden
  • zij zondigden

Indefinido

  • yo pequé
  • pecaste
  • él/ella pecó
  • nosotros pecamos
  • vosotros pecasteis
  • ellos/ellas pecaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezondigd
  • jij hebt gezondigd
  • hij/zij/het heeft gezondigd
  • wij hebben gezondigd
  • jullie hebben gezondigd
  • zij hebben gezondigd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he pecado
  • has pecado
  • él/ella ha pecado
  • nosotros hemos pecado
  • vosotros habéis pecado
  • ellos/ellas han pecado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezondigd
  • jij had gezondigd
  • hij/zij/het had gezondigd
  • wij hadden gezondigd
  • jullie hadden gezondigd
  • zij hadden gezondigd

Pluscuamperfecto

  • yo había pecado
  • habías pecado
  • él/ella había pecado
  • nosotros habíamos pecado
  • vosotros habíais pecado
  • ellos/ellas habían pecado

Toekomende tijd I

  • ik zal zondigen
  • jij zult zondigen
  • hij/zij/het zal zondigen
  • wij zullen zondigen
  • jullie zullen zondigen
  • zij zullen zondigen

Futuro I

  • yo pecaré
  • pecarás
  • él/ella pecará
  • nosotros pecaremos
  • vosotros pecaréis
  • ellos/ellas pecarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gezondigd hebben
  • jij zult gezondigd hebben
  • hij/zij/het zal gezondigd hebben
  • wij zullen gezondigd hebben
  • jullie zullen gezondigd hebben
  • zij zullen gezondigd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré pecado
  • habrás pecado
  • él/ella habrá pecado
  • nosotros habremos pecado
  • vosotros habréis pecado
  • ellos/ellas habrán pecado

Conditionalis I

  • ik zou zondigen
  • jij zou zondigen
  • hij/zij/het zou zondigen
  • wij zouden zondigen
  • jullie zouden zondigen
  • zij zouden zondigen

Condicional

  • yo pecaría
  • pecarías
  • él/ella pecaría
  • nosotros pecaríamos
  • vosotros pecaríais
  • ellos/ellas pecarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezondigd
  • jij zou hebben gezondigd
  • hij/zij/het zou hebben gezondigd
  • wij zouden hebben gezondigd
  • jullie zouden hebben gezondigd
  • zij zouden hebben gezondigd

Condicional perfecto

  • yo habría pecado
  • habrías pecado
  • él/ella habría pecado
  • nosotros habríamos pecado
  • vosotros habríais pecado
  • ellos/ellas habrían pecado

Imperatief

  • jij zondig
  • jullie zondigt

Imperativo presente

  • peca
  • vosotros pecad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van zondigen