Vervoeging van zonnen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zon
- jij zont
- hij/zij/het zont
- wij zonnen
- jullie zonnen
- zij zonnen
Indicativo presente
- yo asoleo
- tú asoleas
- él/ella asolea
- nosotros asoleamos
- vosotros asoleáis
- ellos/ellas asolean
Onvoltooid verleden tijd
- ik zonde
- jij zonde
- hij/zij/het zonde
- wij zonden
- jullie zonden
- zij zonden
Indefinido
- yo asoleé
- tú asoleaste
- él/ella asoleó
- nosotros asoleamos
- vosotros asoleasteis
- ellos/ellas asolearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezond
- jij hebt gezond
- hij/zij/het heeft gezond
- wij hebben gezond
- jullie hebben gezond
- zij hebben gezond
Pretérito perfecto compuesto
- yo he asoleado
- tú has asoleado
- él/ella ha asoleado
- nosotros hemos asoleado
- vosotros habéis asoleado
- ellos/ellas han asoleado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezond
- jij had gezond
- hij/zij/het had gezond
- wij hadden gezond
- jullie hadden gezond
- zij hadden gezond
Pluscuamperfecto
- yo había asoleado
- tú habías asoleado
- él/ella había asoleado
- nosotros habíamos asoleado
- vosotros habíais asoleado
- ellos/ellas habían asoleado
Toekomende tijd I
- ik zal zonnen
- jij zult zonnen
- hij/zij/het zal zonnen
- wij zullen zonnen
- jullie zullen zonnen
- zij zullen zonnen
Futuro I
- yo asolearé
- tú asolearás
- él/ella asoleará
- nosotros asolearemos
- vosotros asolearéis
- ellos/ellas asolearán
Toekomende tijd II
- ik zal gezond hebben
- jij zult gezond hebben
- hij/zij/het zal gezond hebben
- wij zullen gezond hebben
- jullie zullen gezond hebben
- zij zullen gezond hebben
Futuro perfecto
- yo habré asoleado
- tú habrás asoleado
- él/ella habrá asoleado
- nosotros habremos asoleado
- vosotros habréis asoleado
- ellos/ellas habrán asoleado
Conditionalis I
- ik zou zonnen
- jij zou zonnen
- hij/zij/het zou zonnen
- wij zouden zonnen
- jullie zouden zonnen
- zij zouden zonnen
Condicional
- yo asolearía
- tú asolearías
- él/ella asolearía
- nosotros asolearíamos
- vosotros asolearíais
- ellos/ellas asolearían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezond
- jij zou hebben gezond
- hij/zij/het zou hebben gezond
- wij zouden hebben gezond
- jullie zouden hebben gezond
- zij zouden hebben gezond
Condicional perfecto
- yo habría asoleado
- tú habrías asoleado
- él/ella habría asoleado
- nosotros habríamos asoleado
- vosotros habríais asoleado
- ellos/ellas habrían asoleado
Imperatief
- jij zon
- jullie zont
Imperativo presente
- tú asolea
- vosotros asolead