Vervoeging van zwarten

Vertaling: ennegrecer

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zwart
  • jij zwart
  • hij/zij/het zwart
  • wij zwarten
  • jullie zwarten
  • zij zwarten

Indicativo presente

  • yo ennegrezco
  • ennegreces
  • él/ella ennegrece
  • nosotros ennegrecemos
  • vosotros ennegrecéis
  • ellos/ellas ennegrecen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zwartte
  • jij zwartte
  • hij/zij/het zwartte
  • wij zwartten
  • jullie zwartten
  • zij zwartten

Indefinido

  • yo ennegrecí
  • ennegreciste
  • él/ella ennegreció
  • nosotros ennegrecimos
  • vosotros ennegrecisteis
  • ellos/ellas ennegrecieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezwart
  • jij hebt gezwart
  • hij/zij/het heeft gezwart
  • wij hebben gezwart
  • jullie hebben gezwart
  • zij hebben gezwart

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he ennegrecido
  • has ennegrecido
  • él/ella ha ennegrecido
  • nosotros hemos ennegrecido
  • vosotros habéis ennegrecido
  • ellos/ellas han ennegrecido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezwart
  • jij had gezwart
  • hij/zij/het had gezwart
  • wij hadden gezwart
  • jullie hadden gezwart
  • zij hadden gezwart

Pluscuamperfecto

  • yo había ennegrecido
  • habías ennegrecido
  • él/ella había ennegrecido
  • nosotros habíamos ennegrecido
  • vosotros habíais ennegrecido
  • ellos/ellas habían ennegrecido

Toekomende tijd I

  • ik zal zwarten
  • jij zult zwarten
  • hij/zij/het zal zwarten
  • wij zullen zwarten
  • jullie zullen zwarten
  • zij zullen zwarten

Futuro I

  • yo ennegreceré
  • ennegrecerás
  • él/ella ennegrecerá
  • nosotros ennegreceremos
  • vosotros ennegreceréis
  • ellos/ellas ennegrecerán

Toekomende tijd II

  • ik zal gezwart hebben
  • jij zult gezwart hebben
  • hij/zij/het zal gezwart hebben
  • wij zullen gezwart hebben
  • jullie zullen gezwart hebben
  • zij zullen gezwart hebben

Futuro perfecto

  • yo habré ennegrecido
  • habrás ennegrecido
  • él/ella habrá ennegrecido
  • nosotros habremos ennegrecido
  • vosotros habréis ennegrecido
  • ellos/ellas habrán ennegrecido

Conditionalis I

  • ik zou zwarten
  • jij zou zwarten
  • hij/zij/het zou zwarten
  • wij zouden zwarten
  • jullie zouden zwarten
  • zij zouden zwarten

Condicional

  • yo ennegrecería
  • ennegrecerías
  • él/ella ennegrecería
  • nosotros ennegreceríamos
  • vosotros ennegreceríais
  • ellos/ellas ennegrecerían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezwart
  • jij zou hebben gezwart
  • hij/zij/het zou hebben gezwart
  • wij zouden hebben gezwart
  • jullie zouden hebben gezwart
  • zij zouden hebben gezwart

Condicional perfecto

  • yo habría ennegrecido
  • habrías ennegrecido
  • él/ella habría ennegrecido
  • nosotros habríamos ennegrecido
  • vosotros habríais ennegrecido
  • ellos/ellas habrían ennegrecido

Imperatief

  • jij zwart
  • jullie zwart

Imperativo presente

  • ennegrece
  • vosotros ennegreced