Vervoeging van zwendelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zwendel
  • jij zwendelt
  • hij/zij/het zwendelt
  • wij zwendelen
  • jullie zwendelen
  • zij zwendelen

Present

  • I mulct
  • you mulct
  • he/she/it mulcts
  • we mulct
  • you mulct
  • they mulct

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zwendelde
  • jij zwendelde
  • hij/zij/het zwendelde
  • wij zwendelden
  • jullie zwendelden
  • zij zwendelden

Simple past

  • I mulcted
  • you mulcted
  • he/she/it mulcted
  • we mulcted
  • you mulcted
  • they mulcted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezwendeld
  • jij hebt gezwendeld
  • hij/zij/het heeft gezwendeld
  • wij hebben gezwendeld
  • jullie hebben gezwendeld
  • zij hebben gezwendeld

Present perfect

  • I have mulcted
  • you have mulcted
  • he/she/it has mulcted
  • we have mulcted
  • you have mulcted
  • they have mulcted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezwendeld
  • jij had gezwendeld
  • hij/zij/het had gezwendeld
  • wij hadden gezwendeld
  • jullie hadden gezwendeld
  • zij hadden gezwendeld

Past perfect

  • I had mulcted
  • you had mulcted
  • he/she/it had mulcted
  • we had mulcted
  • you had mulcted
  • they had mulcted

Toekomende tijd I

  • ik zal zwendelen
  • jij zult zwendelen
  • hij/zij/het zal zwendelen
  • wij zullen zwendelen
  • jullie zullen zwendelen
  • zij zullen zwendelen

Future

  • I will mulct
  • you will mulct
  • he/she/it will mulct
  • we will mulct
  • you will mulct
  • they will mulct

Toekomende tijd II

  • ik zal gezwendeld hebben
  • jij zult gezwendeld hebben
  • hij/zij/het zal gezwendeld hebben
  • wij zullen gezwendeld hebben
  • jullie zullen gezwendeld hebben
  • zij zullen gezwendeld hebben

Future perfect

  • I will have mulcted
  • you will have mulcted
  • he/she/it will have mulcted
  • we will have mulcted
  • you will have mulcted
  • they will have mulcted

Conditionalis I

  • ik zou zwendelen
  • jij zou zwendelen
  • hij/zij/het zou zwendelen
  • wij zouden zwendelen
  • jullie zouden zwendelen
  • zij zouden zwendelen

Conditional present

  • I would mulct
  • you would mulct
  • he/she/it would mulct
  • we would mulct
  • you would mulct
  • they would mulct

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezwendeld
  • jij zou hebben gezwendeld
  • hij/zij/het zou hebben gezwendeld
  • wij zouden hebben gezwendeld
  • jullie zouden hebben gezwendeld
  • zij zouden hebben gezwendeld

Conditional perfect

  • I would have mulcted
  • you would have mulcted
  • he/she/it would have mulcted
  • we would have mulcted
  • you would have mulcted
  • they would have mulcted

Imperatief

  • jij zwendel
  • jullie zwendelt

Imperative

  • you mulct
  • you mulct

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van zwendelen