Betekenis van:
aankunnen

aankunnen
Werkwoord
  • berekend zijn voor (een taak)
"stress aankunnen"
"hij kan het niet nog steeds niet aan dat zijn ex-vriendin nu met een ander is getrouwd"

Hyperoniemen

Hyponiemen

aankunnen
Werkwoord
  • iemand de baas kunnen zijn
"Hij had zijn oudere broertje nooit aangekund, maar was nu duidelijk de sterkere."
aankunnen
Werkwoord
  • een kledingstuk met fatsoen kunnen dragen
"Vorig jaar had ze deze dure jurk nog aangekund, maar nu was die volledig uit de mode."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij zal het werk niet aankunnen.
  2. De schepen moeten ijs aankunnen met een dikte van één meter, en dit stelt bepaalde specifieke eisen aan de structuur.
  3. Het zou er dus in wezen op neerkomen dat de decoder niet-geëncrypteerde functies moet aankunnen (dus niet alleen interactief, maar ook interoperabel moet zijn).
  4. Hiervoor is actie op vele terreinen nodig: aanpak van de lage uitgaven aan onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), met name in de particuliere sector; bevordering van innovatie door middel van nieuwe of verbeterde producten, processen en diensten, die de internationale concurrentie aankunnen; vergroting van de regionale en lokale capaciteit om nieuwe technologieën (met name ICT) te genereren en op te nemen, en meer durfkapitaal.
  5. In ieder geval is de Commissie van oordeel dat, gezien de enorme omvang van de markt voor terrestrische televisie in Italië, het risico dat geen kritische massa consumenten wordt gehaald — voldoende om de investering in digitale terrestrische televisie te rechtvaardigen — niet van dien aard dat de commerciële spelers dat niet aankunnen.