Betekenis van:
aankunnen
aankunnen
Werkwoord
- iemand de baas kunnen zijn
"Hij had zijn oudere broertje nooit aangekund, maar was nu duidelijk de sterkere."
aankunnen
Werkwoord
- een kledingstuk met fatsoen kunnen dragen
"Vorig jaar had ze deze dure jurk nog aangekund, maar nu was die volledig uit de mode."