Betekenis van:
abuis

abuis
Bijvoeglijk naamwoord
  • mis, verkeerd
"Hij gaf grif toe dat hij abuis was."
abuis (het ~ | meervoud abuizen)
Zelfstandig naamwoord
  • dwaling
"per abuis"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

abuis
Zelfstandig naamwoord
  • misvatting
abuis
Spreekwoord
  • abuis zijn: zich vergissen

Voorbeeldzinnen

  1. Alle betalingsopdrachten ondergaan een controle op dubbele invoer, teneinde betalingsopdrachten te weigeren die per abuis meer dan eens zijn ingevoerd.
  2. Door middel van passende beveiligingsmaatregelen dient te worden gewaarborgd dat hydraulische/pneumatische systemen niet per abuis in werking worden gesteld.
  3. De ontvangende NCB/ECB verwerkt geen betalingsopdrachten waarvan zij weet dat deze per abuis of meer dan één keer zijn gedaan.
  4. De gepubliceerde versie van Richtlijn 2009/2/EG bevatte per abuis het catalogusnummer. 607-674-00-0 (vertakte C10-alkylbenzoaten). Bijgevolg is het dienstig deze materiële fout te corrigeren en de stof met dit catalogusnummer niet op te nemen in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008.