Betekenis van:
afnemer

afnemer (de ~ | meervoud afnemers)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die iets afneemt
"een grote afnemer"
"de voornaamste/belangrijkste afnemers van dit bedrijf"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer
  2. Naam en adres van de afnemer.
  3. Eén afnemer heeft de vragenlijst gedeeltelijk beantwoord.
  4. „huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk gebruik;
  5. „niet-huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;
  6. naam en adres van de leverancier en van de afnemer;
  7. „eindafnemer”: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;
  8. Elektronische facturering wordt toegepast behoudens aanvaarding door de afnemer.
  9. de naam en het adres van de afnemer;
  10. De Gemeenschap is een grote afnemer van bepaalde tropische visserijproducten.
  11. naam en adres van de afnemer van de dieren;
  12. „eindafnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen gebruik;
  13. afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van elektriciteit;
  14. de afnemer heeft geen recht op volledige aftrek;
  15. Dit kan nog steeds voordelig zijn voor de afnemer, omdat er geen tussenpersoon tussen producent en afnemer is.