Betekenis van:
agenda

agenda (de ~ | meervoud agenda's)
Zelfstandig naamwoord
  • afsprakenboekje
"in een agenda"
"een volle agenda"

Hyperoniemen

agenda (de ~ | meervoud agenda's)
Zelfstandig naamwoord
  • lijst van onderwerpen
"op de agenda [staan]"
"iets op de agenda zetten"

Hyperoniemen

agenda
Zelfstandig naamwoord
  • een notitieboek waarin afspraken genoteerd worden
"Je moet nog een nieuwe agenda kopen."
agenda
Zelfstandig naamwoord
  • een lijst van te bespreken punten op een vergadering
"We hebben vandaag een volle agenda."

Voorbeeldzinnen

  1. Agenda
  2. News Alert/Direct agenda
  3. Agenda van de zitting
  4. Artikel 3 [5]Agenda
  5. Agenda van de vergaderingen
  6. Agenda van de vergaderingen
  7. Agenda voor de vergadering
  8. Agenda- of kalenderhouders
  9. Agenda van de zitting
  10. Agenda van de vergaderingen
  11. Agenda van de vergaderingen
  12. Agenda van de vergaderingen
  13. Bijeenroepen van commissies en agenda
  14. De strategische agenda voor onderzoek
  15. In de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen: