Betekenis van:
ambtenaar

ambtenaar (de ~ | meervoud ambtenaren, ambtenaars)
Zelfstandig naamwoord
  • medewerker bij de overheid; belangrijk ambtenaar; iemand in dienst bij de overheid; rechterlijk ambtenaar
"een ambtenaar van ['de burgerlijke stand'/'het ministerie']"
"de ambtenaar van de burgerlijke stand"

Synoniemen

Hyperoniemen

ambtenaar
Zelfstandig naamwoord
  • een mannelijk persoon die aangesteld is in een door de overheid beheerde dienst
"Er is morgen een vergadering van alle ambtenaars."

Voorbeeldzinnen

  1. „Een ambtenaar
  2. bevoegde ambtenaar,
  3. „Een ambtenaar
  4. als ambtenaar (22 bis)
  5. beroepsinkomsten/inkomsten als ambtenaar
  6. De bevoegde ambtenaar
  7. De ambtenaar moet:
  8. als ambtenaar (23 bis): …
  9. bosbouwkundig ambtenaar („Förster”);
  10. beroepsinkomsten/inkomsten als ambtenaar
  11. als ambtenaar (22 bis)
  12. Naam van de afgevende ambtenaar
  13. (handtekening van de gemachtigde ambtenaar)
  14. Naam van de afgevende ambtenaar:
  15. Naam van de afgevende ambtenaar