Betekenis van:
officier

officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde rang in de ridderorde
"Officier in de Orde van Oranje Nassau"

Hyperoniemen

officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde militaire rang
"officier bij de landmacht/marine"

Hyperoniemen

Hyponiemen

officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
  • medewerker bij de overheid; belangrijk ambtenaar; iemand in dienst bij de overheid; rechterlijk ambtenaar
"de officier van justitie"

Synoniemen

Hyperoniemen

officier
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die een rang in het leger bekleedt die hem of haar het bevel over een zeker aantal ondergeschikten geeft
officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde rang op een koopvaardijschip

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. officier werktuigkundige („vagthavende styrmand”);
  2. officier van wacht (undirstýrimaður),
  3. eerste officier werktuigkundige („1. maskinmester”);
  4. Officier belast met de brugwacht
  5. Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer
  6. stuurman, officier werktuigkundige („enestyrmand, vagthavende styrmand”);
  7. officier belast met de brugwacht („námořní poručík”);
  8. Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer
  9. officier belast met de machinekamerwacht („strojní důstojník”);
  10. voor de officier belast met de brugwacht („námořní poručík”),
  11. Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken G75a
  12. Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken
  13. eerste officier werktuigkundige/stuurman werktuigkundige („l. maskinmester/vagthavende maskinmester”);
  14. voor de officier belast met de machinekamerwacht („strojní důstojník”),
  15. goedgekeurde diensttijd hebben behaald van ten minste twaalf maanden als officier belast met de brugwacht, en