Betekenis van:
apotheek

apotheek (de ~ | meervoud apotheken)
Zelfstandig naamwoord
  • winkel met medicijnen
"zonder recept verkrijgbaar bij drogist of apotheek"
"een recept afhalen bij de apotheek"

Hyperoniemen

apotheek (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • verzamelde medicijnen

Hyperoniemen

apotheek
Zelfstandig naamwoord
  • plaats waar men geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten kan kopen

Voorbeeldzinnen

  1. Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
  2. Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
  3. Medische bijstand (ziekenhuis, arts, apotheek)
  4. Opslag in een apotheek (teruggebracht door huishoudens en individuen)
  5. ten minste zes maanden stage in een voor het publiek toegankelijke apotheek of in een ziekenhuis onder toezicht van de farmaceutische dienst van dat ziekenhuis.
  6. De in lid 3 bedoelde erkenning geldt evenwel niet voor wat betreft de beroepservaring van twee jaar die door het Groothertogdom Luxemburg wordt geëist voor het verlenen van een vergunning voor een voor het publiek toegankelijke apotheek.
  7. Opslag bij een apotheek of een medische, verpleegkundige of diergeneeskundige praktijk of enige andere geautoriseerde locatie voor het omruilen van injectienaalden, daar naar toe teruggebracht door verpleeghuizen, huishoudens of individuen.
  8. bepaling van de massa voor de vervaardiging van medicijnen op voorschrift in de apotheek en bepaling van de massa tijdens analyses die in medische en farmaceutische laboratoria worden uitgevoerd;