Betekenis van:
kabinet

kabinet
Zelfstandig naamwoord
  • een plaats waar een verzameling ergens van is aangelegd
"In dit kabinet worden veel rariteiten tentoongesteld."
kabinet
Zelfstandig naamwoord
  • een bestuursorgaan bestaande uit hooggeplaatste leden van een regering
"Het kabinet-Balkenende IV viel over de missie in Uruzgan: het CDA en de CU wilden de militaire missie verlengen, de PvdA niet."
kabinet (het ~ | meervoud kabinetten)
Zelfstandig naamwoord
  • werkkamer van minister of hoge ambtenaar

Hyperoniemen

Hyponiemen

kabinet (het ~ | meervoud kabinetten)
Zelfstandig naamwoord
  • kast

Hyperoniemen

Hyponiemen

kabinet (het ~ | meervoud kabinetten)
Zelfstandig naamwoord
  • afgezonderd vertrek

Hyperoniemen

Hyponiemen

kabinet (het ~ | meervoud kabinetten)
Zelfstandig naamwoord
  • tentoonstellingszaal

Hyperoniemen

kabinet
Zelfstandig naamwoord
  • een meestal houten opslagmeubel met veel vakken, deurtjes of vitrines

Voorbeeldzinnen

  1. Kabinet van de president
  2. Kabinet van de premier
  3. Kabinet van de Eerste Minister
  4. Hoofd van het Kabinet van de President
  5. het kabinet van de eerste minister,
  6. kabinet van de minister van Defensie,
  7. nr. 43 Kabinet (alias Kabiné) KOMARA
  8. Directeur-generaal, kabinet van de premier
  9. Toegevoegd aan het kabinet van de president
  10. Vervoer, sinds 18.9.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003)
  11. Vervoer, sinds 18.9.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003)
  12. Adjunct-hoofd van het kabinet van de President
  13. Adjunct-hoofd van het kabinet van de president
  14. Vervoer, sinds 18.9.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003)
  15. Vervoer, sinds 18.09.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.08.2003)