Betekenis van:
bef

bef
Zelfstandig naamwoord
  • een kanten lapje dat op de borst gedragen werd in vroeger eeuwen
"De bef was eigenlijk een soort slabbetje."
bef (de ~ | meervoud beffen)
Zelfstandig naamwoord
  • kraag van een koorknaap
"een toga met een witte bef"

Hyperoniemen

bef (de ~ | meervoud beffen)
Zelfstandig naamwoord
  • om de hals bevestigde, over de borst neerhangende al of niet geplooide witte doek of strook, vooral zoals geestelijken, rechters en advocaten in ambtsgewaad dragen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Begin 1996 was de onderneming in een bijzonder lastige economische en financiële situatie terechtgekomen, waardoor de Waalse overheid besloten had, via een maatregel van de SWS, de volledige zeggenschap te verwerven en een aantal maatregelen te nemen om de onderneming te redden, onder meer een kapitaalsverhoging met 1,5 miljard BEF.