Betekenis van:
beloop

beloop (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vorm
"het beloop van een lijn"

Hyperoniemen

beloop
Zelfstandig naamwoord
  • een bedrag
"Het beloop was 14 euro."
beloop
Zelfstandig naamwoord
  • talud, hellend vlak
"Het beloop is het schuine vlak langs een weg, watergang of dijk."
beloop (het ~ | meervoud belopen)
Zelfstandig naamwoord
  • voortgang, ontwikkeling; gang
"iets op zijn beloop laten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

beloop (het ~ | meervoud belopen)
Zelfstandig naamwoord
  • schuinte van het zijvlak van aardwerken, dijken, spoorbanen, vestingwerken
"het beloop van een dijk"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Wanneer de regularisatie binnen de gestelde termijn plaatsvindt, heeft de procedure haar normaal beloop.
  2. Zeldzame ziekten: de nadruk zal liggen op onderzoek op Europese schaal naar het natuurlijke beloop, de pathofysiologie en de ontwikkeling van preventieve, diagnostische en therapeutische maatregelen.
  3. Op een naar behoren gestaafd verzoek van de in lid 1 bedoelde liefdadigheidsorganisaties kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat aan deze tot een beloop van ten hoogste 1 % van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, bepaalde waarde van de aan deze organisaties ter beschikking gestelde producten, de administratiekosten vergoeden die met de in deze verordening bedoelde leveringen gemoeid zijn.