Betekenis van:
bezet

bezet
Bijvoeglijk naamwoord
  • bezet met edelstenen
"bezet met [edelstenen/briljanten/diamanten]"
bezet
Bijvoeglijk naamwoord
  • van plaats
"deze plaats/stoel is bezet"
"'het toilet'/'de wc' is bezet"
bezet
Bijvoeglijk naamwoord
  • ingenomen
"de bezette gebieden"
bezet
Bijvoeglijk naamwoord
  • gedomineerd door de aanwezigheid van een vreemd leger
"Er worden nederzettingen gebouwd in de bezette gebieden."
bezet
Bijvoeglijk naamwoord
  • bedrijvig; druk
"druk bezet"
"een druk bezette agenda hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het is bezet.
  2. Zijt ge bezet morgennamiddag?
  3. De vergaderzaal is momenteel bezet.
  4. Pardon, is die plaats bezet?
  5. Ik ben bang dat de lijn bezet is.
  6. alle zitplaatsen bezet;
  7. Bezet Palestijns gebied
  8. bezet Palestijns gebied
  9. CPA 10.12.50: Veren en vogelhuiden met veren bezet
  10. met alle mogelijke staanplaatsen bezet, daarna de resterende stoelen en, als er nog ruimte overblijft, alle rolstoelenruimten bezet;
  11. met alle mogelijke rolstoelruimten bezet, daarna de resterende ruimte voor staande passagiers en vervolgens de resterende stoelen bezet.
  12. met alle mogelijke staanplaatsen bezet (tot het door de fabrikant opgegeven maximumaantal staanplaatsen), daarna de resterende zitplaatsen en, als er nog ruimte overblijft, alle rolstoelruimten bezet;
  13. met alle mogelijke stoelen bezet, daarna de resterende ruimte voor staande passagiers en, als er nog ruimte overblijft, alle rolstoelruimten bezet;
  14. één persoon op de plaats van de bestuurder, alle overige beschikbare plaatsen in de cabine bezet.
  15. De helft van de zetels waarop de aandeelhouders recht hebben zal met externe deskundigen worden bezet.