Betekenis van:
buurman

buurman (de ~ | meervoud buurmannen)
Zelfstandig naamwoord
  • man naast je; vrouw naast je
"al te goed is buurmans gek"
"dag buurman, hoe is het?"

Synoniemen

Hyperoniemen

buurman
Zelfstandig naamwoord
  • een man naast wie men woont
"Toen mijn buurman op vakantie was, zorgde ik voor zijn huisdieren."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij is mijn buurman.
  2. De hond van mijn buurman is dood.
  3. "Wist je dat de dochter van de buurman al getrouwd is?" 'Je zegt niet! Ze is pas achttien!"