Betekenis van:
cash

cash
Zelfstandig naamwoord
  • contant geld
"Hij betaalde de ober met cash."
cash
Zelfstandig naamwoord
  • betaling direct bij aankoop; contant
"cash geld"
"[duizend] gulden cash"

Synoniemen

Hyperoniemen

cash (narticle ~)
Zelfstandig naamwoord
  • gereed geld
"de FIOD vond 5,5 miljoen gulden cash"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cash
Bijvoeglijk naamwoord
  • contant.
"De drugsdealer werd met cash geld betaald."

Voorbeeldzinnen

  1. Wat is de cash-limiet voor deze kaart?
  2. Cash-/beleggingsdiensten:
  3. Cash flow × 1000 EUR
  4. Cash-out machines (COM’s)
  5. Cash-in machines (CIM’s)
  6. Gecumuleerde Free Cash Flow
  7. Cash-recycling machines (CRM’s)
  8. Gecombineerde cash-in machines (CCM’s)
  9. Prognoses toekomstige discounted cash flow
  10. (Discounted Cash Flow (DCF)) — (Investeringskosten) + (Steun) = 0
  11. Gegevensposten betreffende aan NCB gerelateerde cash infrastructuur
  12. Vanaf 1998 ging KWW deel uitmaken van die „cash pool”.
  13. De voor de vorming van een cash pool toegekende garantie
  14. Aantal cash-centra die geen eigendom zijn van NCB
  15. In dat scenario zou BE nog steeds cash genereren.