Betekenis van:
dialect
dialect (het ~ | meervoud dialecten)
Zelfstandig naamwoord
- spraak typisch voor een streek of plaats; dialect
"een dialect spreken"
"het [Gronings] dialect"
Synoniemen
Hyperoniemen
dialect
Zelfstandig naamwoord
- een variant van een taal met kenmerkende grammaticale, fonologische en andere kenmerken
"Ook het Standaardnederlands is een dialect van het Nederlands."
dialect
Zelfstandig naamwoord
- een niet-standaard variant van een taal
"Het Nederlands kent verschillende dialecten."
Voorbeeldzinnen
- Tom spot altijd met John om zijn dialect
- Een taal is een dialect met een leger en een vloot.
- Het Zuid-Gelders is een dialect van het Nederlands die in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen gesproken werd.